ECLI:NL:RVS:2024:752

Raad van State

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
202306370/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling inzake verblijfsvergunning asiel na niet in behandeling nemen aanvraag

Op 22 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 21 juli 2023 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 5 oktober 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.

Na het instellen van hoger beroep door de vreemdeling, heeft de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. De Raad van State oordeelde dat de vreemdeling onvoldoende belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij zijn doel had bereikt met de behandeling van zijn aanvraag. De Raad van State verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden, omdat hij de aanvraag uiteindelijk had behandeld zonder dat hij de vreemdeling tegemoet was gekomen.

De uitspraak benadrukt het belang van de inhoudelijke behandeling van asielaanvragen en de gevolgen van tijdsverloop in bestuursrechtelijke procedures. De vreemdeling kan, indien hij meent dat de staatssecretaris in het nieuwe besluit nog steeds onjuist handelt, opnieuw rechtsmiddelen instellen.

Uitspraak

202306370/1/V2.
Datum uitspraak: 22 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 5 oktober 2023 in zaak nr. NL23.21119 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 5 oktober 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Drenth, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft desgevraagd een nader stuk ingediend. De vreemdeling heeft daarop gereageerd.
Overwegingen
1.       Nadat de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld in deze zaak, heeft de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. De vreemdeling heeft onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep, omdat hij heeft bereikt wat hij met zijn hoger beroep beoogt doordat de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1253, onder 2). Mocht de vreemdeling menen dat de staatssecretaris in het nieuwe besluit nog steeds ten onrechte uitgaat van een onjuiste leeftijd, dan kan hij daartegen zo nodig opnieuw rechtsmiddelen instellen.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Hij heeft namelijk als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. Hij is dus niet aan de vreemdeling tegemoetgekomen (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2).
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2024
314-986