ECLI:NL:RVS:2024:761
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
Op 22 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het besluit, genomen op 31 oktober 2023, hield in dat het recht op bescherming van de vreemdeling op 4 september 2023 zou eindigen, gebaseerd op de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (Richtlijn 2001/55/EG) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022. De rechtbank Den Haag had in een eerdere uitspraak op 15 december 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard.
De Raad van State oordeelde dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hadden ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd op de genoemde datum. Dit oordeel was gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Afdeling van 17 januari 2024, waarin werd vastgesteld dat de tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris, en verklaarde het hoger beroep gegrond. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.625,00 werden vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van vreemdelingen onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en de verantwoordelijkheden van de staatssecretaris in dit kader. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.