ECLI:NL:RVS:2024:784

Raad van State

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
202307880/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake vreemdelingenbewaring

Op 26 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 21 december 2023. In deze eerdere uitspraak werd het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Rasul, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, zoals vastgelegd in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling zag ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en is openbaar uitgesproken op 26 februari 2024.

Uitspraak

202307880/1/V3.
Datum uitspraak: 26 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 21 december 2023 in zaak nr. NL23.37807 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij uitspraak van 21 december 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Rasul, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1. Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 23 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:775, onder 2.1, over het begin van de termijn van overbrenging naar een speciale inrichting voor vreemdelingenbewaring). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2. De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2024
18-1073