ECLI:NL:RVS:2025:1861

Raad van State

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
BRS.25.000214
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel na niet in behandeling nemen door de minister

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 17 februari 2025. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, nadat de minister van Asiel en Migratie op 12 december 2024 had besloten om de aanvraag van de appellant voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Na het indienen van het hoger beroep heeft de minister de asielaanvraag van de appellant alsnog in behandeling genomen. Hierdoor heeft de appellant zijn doel bereikt, wat betekent dat hij onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de minister zijn asielaanvraag inmiddels inhoudelijk heeft behandeld. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, aangezien de asielaanvraag door tijdsverloop alsnog in behandeling is genomen.

De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.C.M. van Trappen, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 april 2025.

Uitspraak

BRS.25.000214
Datum uitspraak: 28 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 17 februari 2025 in zaak nr. NL24.49762 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2024 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 17 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, advocaat in Utrecht, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven. Appellant heeft daarop gereageerd.
Overwegingen
1.        Nadat appellant hoger beroep heeft ingesteld in deze zaak, heeft de minister zijn asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. Appellant heeft onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep, omdat hij heeft bereikt wat hij met zijn hoger beroep beoogt doordat de minister zijn asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1253, onder 2).
2.        Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Zij heeft namelijk als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. Zij is dus niet aan appellant tegemoetgekomen (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2).
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.C.M. van Trappen, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Trappen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2025
985