202300192/1/R4.
Datum uitspraak: 21 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd in ’t Loo Oldebroek, gemeente Oldebroek,
appellante,
en
de raad van de gemeente Oldebroek,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie]" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
Bij besluit van 9 november 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie]" (hierna: het reparatieplan) opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
[appellante] heeft daartegen beroepsgronden ingediend.
De raad heeft daarop gereageerd.
[appellante] heeft nogmaals nadere stukken ingediend.
De raad heeft een reactie en een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 28 maart 2025, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. Tj.P. Grünbauer, advocaat in Ede, [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. van Moorsel, advocaat in Nijmegen, en I.L.E. Verhoeff, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 29 juni 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan en het reparatieplan voorzien in een uitwerking van de mogelijkheden voor [appellante] op haar perceel [locatie] met het oog op een nabij voorziene woningbouwlocatie. [appellante] is van mening dat zij door de functieaanduidingen "specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - mestopslag" en "specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - bedrijfsmatig agrarisch gebruik" wordt beperkt in haar bedrijfsvoering.
2.1. Deze zaak is gelijktijdig behandeld met zaak nr. 202400033/1/R4. Die zaak gaat over het bestemmingsplan van 9 november 2023 voor de woningbouwlocatie nabij de bedrijfslocatie van [appellante]. Voor die ontwikkeling heeft de raad eerder op 10 maart 2022 een bestemmingsplan vastgesteld. Het besluit daartoe heeft de Afdeling bij uitspraak van 21 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2416, vernietigd omdat de raad geen rekening had gehouden met de legale aanwezigheid van een mestplaat naast de bedrijfswoning op het perceel van [appellante]. 2.2. Het reparatieplan voorziet in reactie op de uitspraak van 21 juni 2023 in het - evenals onder het bestemmingsplan "Buitengebied 2007" - planologisch toelaten van de mestplaat en het gebruik daarvan op de huidige plek. De functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - mestopslag" die in het bestemmingsplan ook op de plek van de mestplaat zag, is in de verbeelding van het reparatieplan daar weer verwijderd.
Hoe toetst de Afdeling?
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
3.1. Het reparatieplan voorziet in een wijziging van het bestemmingsplan en vervangt dit in zijn geheel. Het besluit tot vaststelling van het reparatieplan wordt daarom, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. De beroepsgronden tegen het bestemmingsplan worden geacht ook te zijn gericht tegen het reparatieplan. De Afdeling zal eerst ingaan op het besluit tot vaststelling van het reparatieplan en daarna bezien of nog belang bestaat bij een beoordeling van het beroep tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.
Intrekking beroepsgrond
4. [appellante] heeft op de zitting de beroepsgrond dat de raad het bestemmingsplan niet had mogen vaststellen omdat op dat moment nog procedures over de mestplaat op haar perceel aanhangig waren, ingetrokken.
Beperking bedrijfsvoering
5. [appellante] voert aan dat de mestopslag naast de bedrijfswoning op haar perceel rechtmatig aanwezig is wat blijkt uit de uitspraak van de Afdeling van 21 juni 2023. Het reparatieplan leidt met de uitsluiting van de mogelijkheid van een mestopslag tot een beperking van de bedrijfsvoering. [appellante] voert aan dat de raad dat plan alleen heeft vastgesteld om de woningbouwontwikkeling opnieuw mogelijk te maken. De mestopslag is hiermee weliswaar op de huidige plek planologisch mogelijk gemaakt, maar het reparatieplan houdt evenals het bestemmingsplan een aanzienlijke beperking van de gebruiksmogelijkheden in doordat de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - mestopslag" op het voorste deel van het agrarisch bouwvlak is neergelegd. Het bedrijf wordt daardoor verder op slot gezet. Daar komt bij, zo heeft [appellante] op de zitting betoogd, dat het reparatieplan er door de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - bedrijfsmatig agrarisch gebruik" aan in de weg staat dat mest naar en van de mestplaat wordt gereden.
5.1. Voor zover de raad op de zitting heeft betoogd dat het naar voren brengen op de zitting van dit laatste strijdig is met de goede procesorde, overweegt de Afdeling dat dit een argument is bij het betoog over de gestelde beperking van de bedrijfsvoering. Het argument is technisch niet ingewikkeld zodat er geen reden is om dit buiten beschouwing te laten. De Afdeling zal hierop ingaan.
5.2. Artikel 3 Agrarisch - 5 van de regels van het reparatieplan luidt:
"Ter aanvulling op hetgeen dat is bepaald in de specifieke gebruiksregels in artikel 7.5 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2007" binnen de bestemming 'Agrarisch - 5', wordt tot een strijdig gebruik van gronden met deze bestemming, in ieder geval gerekend:
a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik, anders dan het gebruik als mestopslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - bedrijfsmatig agrarisch gebruik', met dien verstande dat een bedrijfswoning of dienstwoning binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - bedrijfsmatig agrarisch gebruik' is toegestaan;
b. gebruik als mestopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - mestopslag'."
5.3. De raad heeft op 9 november 2023 opnieuw voorzien in de woningbouwontwikkeling op de gronden nabij die van [appellante]. In verband met de uitspraak van 21 juni 2023 heeft de raad zich kennelijk genoodzaakt gezien mestopslag alsnog planologisch mogelijk te maken op de plek die daarvoor nu al wordt gebruikt. Hiertoe heeft de raad voor deze gronden, anders dan het geval is voor de gronden van het voorste gedeelte van het agrarisch bedrijfsperceel, niet voorzien in de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - mestopslag". Wel is aan de gronden met de mestplaat, evenals aan de daaromheen liggende gronden met onder meer de bedrijfswoning, de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - bedrijfsmatig agrarisch gebruik" toegekend. Gevolg is dat de mestplaat als zodanig is bestemd. Hiertegen komt [appellante] niet op. Wel is zij het er niet mee eens dat op de rest van het voorste gedeelte van het agrarisch bedrijfsperceel geen nieuwe mestopslag mogelijk kan worden gemaakt. Ook is zij het er niet mee eens dat de planregeling zich ertegen verzet dat zij mest met een tractor naar en van de mestplaat rijdt.
5.4. De raad heeft voor verdere mogelijkheden van mestopslag binnen de gronden met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - mestopslag" naar het oordeel van de Afdeling geen aanleiding hoeven zien. De raad heeft hierbij mogen betrekken de wens om op nabijgelegen gronden woningbouw mogelijk te maken en het belang daarbij. Die wens blijft actueel ondanks de vernietiging van het bestemmingsplan voor de woningbouwlocatie in de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2025:2227. Daarbij heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat [appellante] met de aanduiding niet wezenlijk in haar bedrijfsvoering wordt beperkt. Van plannen om de mestopslag te verleggen of een extra plek voor mestopslag in te richten op de met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - mestopslag" aangewezen gronden is niet gebleken. De raad heeft kunnen meewegen dat [appellante] achter de bestaande grote stal, op gronden zonder die aanduiding, over ruimte voor mestopslag beschikt waar voorheen al mest werd opgeslagen. [appellante] heeft niet verduidelijkt waarom mestopslag hier niet meer mogelijk zou zijn. Gelet hierop, heeft de raad de keuze kunnen maken om mestopslag binnen het voorstel deel van het agrarisch bedrijfsperceel uit te sluiten. Het betoog slaagt in zoverre niet.
5.5. Doordat aan de gronden rond de mestplaat is voorzien in de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - bedrijfsmatig agrarisch gebruik" zijn transportbewegingen naar en van de mestplaat uitgesloten. Dat maakt het gebruik van de mestplaat alleen mogelijk vanuit zuidwestelijke richting waar de plaat grenst aan het gebied van het bestemmingsplan "Buitengebied 2007". Onomstreden is dat dit geen logische aanrijroute vanuit de kleine stal is. Op de zitting is gebleken dat de raad het beletsel van het aan- en afrijden niet onder ogen heeft gezien en dat de raad er geen bezwaar tegen heeft om dit transport met een toevoeging van een sub c aan artikel 3 van de regels van het reparatieplan mogelijk te maken. Dat betekent dat de raad ten onrechte in de planregels niet heeft voorzien in een mogelijkheid hiervoor.
Het betoog slaagt in zoverre.
Conclusie
6. Gelet op wat [appellante] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 9 november 2023 tot vaststelling van het reparatieplan voor zover niet is voorzien in de bereikbaarheid van de mestplaat is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep tegen dat besluit is gegrond. Dat besluit wordt vernietigd voor zover geen regeling is getroffen voor de bereikbaarheid van de mestplaat met rijdend materieel. Hiermee blijft het reparatieplan voor het overige in stand. Omdat niet is gebleken dat [appellante] nog belang heeft bij een beoordeling van het beroep tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, is het beroep daartegen niet-ontvankelijk.
7. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om in verband met de vernietiging met inachtneming van deze uitspraak een sub c aan artikel 3 van de planregels toe te voegen dan wel in andere zin een besluit te nemen en zal daartoe een termijn stellen. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1174, zijn op een nieuw te nemen besluit de Omgevingswet en de daarbij behorende omgevingsrechtelijke regels van toepassing. Dat houdt onder meer in dat niet meer kan worden teruggevallen op het vóór 1 januari 2024 ter inzage gelegde ontwerpbestemmingsplan, omdat in het ontwerpbestemmingsplan geen regels zijn gesteld met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. 8. De raad moet de proceskosten van [appellante] vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Oldebroek van 13 oktober 2022 tot vaststelling van het bestemmingplan "Buitengebied, [locatie]" niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Oldebroek van 9 november 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie]" gegrond;
III. vernietigt het besluit 9 november 2023 voor zover geen regeling is getroffen voor het transport naar en van de mestplaat aan de voorzijde van het perceel [locatie];
IV. draagt de raad van de gemeente Oldebroek op met inachtneming van deze uitspraak binnen een jaar na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen en dat besluit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Oldebroek tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.327,51, waarvan € 2.267,50 is toe te rekenen aan door derden beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Oldebroek aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2025
371