ECLI:NL:RVS:2025:2398
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen uitspraak rechtbank Den Haag over vrijheidsontnemende maatregel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 7 januari 2025 geoordeeld over een vrijheidsontnemende maatregel die op 24 november 2024 aan betrokkene was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene, gericht tegen de tenuitvoerlegging van de maatregel, voor een deel gegrond en voor het overige ongegrond. De minister werd opgedragen om betrokkene schadeloos te stellen. Hierop heeft de minister hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 27 mei 2025 het hoger beroep van de minister gegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank een onjuiste rechtsmiddelenclausule had vermeld en dat zij bevoegd was om van het hoger beroep kennis te nemen. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De zaak betreft belangrijke juridische vragen over de rechtmatigheid van de grensdetentie van betrokkene en de omstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol. De Afdeling heeft eerder uitspraken gedaan over deze rechtsvragen, die ook in deze zaak van toepassing zijn. De uitspraak van de Raad van State biedt duidelijkheid over de rechtsmiddelen en de beoordeling van vrijheidsontnemende maatregelen in het vreemdelingenrecht.