ECLI:NL:RVS:2025:2634

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
202500164/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.P.M. van Ravels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG). De aanvraag werd ingediend op 13 oktober 2023, waarbij [appellante] aangaf slachtoffer te zijn van huiselijk geweld door haar toenmalige partner, wat resulteerde in lichamelijk letsel en psychische klachten. De CSG heeft de aanvraag op 28 februari 2024 afgewezen, omdat er onvoldoende objectieve aanwijzingen waren dat de mishandelingen stelselmatig plaatsvonden en het letsel niet als ernstig werd aangemerkt. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van [appellante] op 27 december 2024 ongegrond verklaard, waarna [appellante] in hoger beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 11 juni 2025 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat de CSG terecht de Beleidsbundel en de Letsellijst heeft toegepast en dat er onvoldoende bewijs was voor stelselmatig huiselijk geweld. De Afdeling concludeerde dat [appellante] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij ernstig letsel heeft overgehouden aan het huiselijk geweld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de CSG werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202500164/1/A2.
Datum uitspraak: 11 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
[appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 december 2024 in zaak nr. 24/6547 in het geding tussen:
[appellante]
en
Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG)
Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2024 heeft de CSG een aanvraag van [appellante] om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) afgewezen.
Bij besluit van 11 juni 2024 heeft de CSG het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 december 2024 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De CSG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft een nader stuk overgelegd.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1.       [appellante] heeft op 13 oktober 2023 een uitkering uit het schadefonds aangevraagd. Daarbij heeft zij toegelicht dat zij regelmatig door haar toenmalige partner is geslagen en geschopt. Daaraan heeft zij onder meer blauwe plekken, kneuzingen en oogletsel overgehouden. Ook is zij daardoor depressief en angstig.
2.       De CSG heeft bij besluit van 28 februari 2024, gehandhaafd bij besluit van 11 juni 2024, de aanvraag afgewezen. De CSG vindt het weliswaar aannemelijk dat [appellante] in de opgegeven periode slachtoffer is geweest van meerdere mishandelingen, maar beschikt over onvoldoende objectieve aanwijzingen om aan te nemen dat deze mishandelingen ook stelselmatig plaatsvonden. Het letsel dat [appellante] aan de mishandelingen heeft overgehouden kan de CSG niet aanmerken als ernstig letsel.
3.       De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Wettelijk kader en beleid
4.       In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: de Wsg) is bepaald dat uit het schadefonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
5.       De CSG heeft bij het nemen van beslissingen op verzoeken om een uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg beslissingsruimte. Bij het beoordelen van een aanvraag om een uitkering uit het schadefonds hanteert de CSG beleid dat is neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Beleidsbundel) en de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst).
6.       Volgens paragraaf 1.2.3 van de Beleidsbundel (versie 1 november 2022) is sprake van stelselmatig huiselijk geweld als in de relationele sfeer frequent en langdurig fysiek geweld is gebruikt of met geweld is gedreigd. Bij stelselmatig huiselijk geweld wordt ernstig psychisch letsel voorondersteld.
7.       Volgens paragraaf 1.2.2 van de Beleidsbundel (versie 1 november 2022) heeft de CSG een Letsellijst (versie 1 november 2022) ontwikkeld om het opgelopen letsel in een letselcategorie in te kunnen delen. Deze Letsellijst geeft richtlijnen voor welk fysiek (deel 1) en psychisch letsel (deel 2) volgens de CSG als voldoende ernstig kan worden aangemerkt in de zin van de Wsg om een uitkering te rechtvaardigen.
8.       In het eerste deel is kenbaar gemaakt dat fysiek letsel waarbij volledig herstel optreedt, zonder verdere medische gevolgen, met geen of zeer geringe beperkingen en/of afhankelijkheid, die maximaal zes weken duurt, niet voldoende ernstig is om in aanmerking te komen voor een uitkering. Om in aanmerking te komen voor een uitkering gebaseerd op letselcategorie 1 van de Letsellijst moet sprake zijn van fysiek letsel waarbij behandeling nodig is, met tijdelijke beperkingen en/of enige afhankelijkheid langer dan zes weken.
9.       In het tweede deel is onder 2A uiteengezet bij welke geweldsmisdrijven de CSG zonder beoordeling van medische informatie ernstig psychisch letsel kan vooronderstellen en welke letselcategorie hierbij past. Onder 2B is uiteengezet hoe de CSG in alle overige gevallen op basis van medische informatie beoordeelt of het opgelopen psychisch letsel voldoende ernstig is om voor een uitkering in aanmerking te komen en welke letselcategorie hierbij past. Het is dan van belang dat er een diagnose is gesteld door een hulpverlener. De hulpverlener kan met toestemming van het slachtoffer medische informatie over het psychisch letsel aan de CSG geven. Aan de hand van deze informatie bepaalt de CSG of het opgelopen psychisch letsel voldoende ernstig is om voor een uitkering in aanmerking te komen en welke letselcategorie hierbij past. Aan deze hulpverleners stelt de CSG daarom de eis dat ze voor het stellen van de diagnose een BIG-registratie of NIP-dienstmerk hebben. Dit zijn bijvoorbeeld GZ-psychologen of psychotherapeuten. Als een diagnose is gesteld door een hulpverlener die hiervoor geen BIG-registratie of NIP-dienstmerk heeft, kan de CSG het psychisch letsel dus niet beoordelen.
Oordeel van de Afdeling
10.     Niet in geschil is dat de CSG toepassing mocht geven aan de Beleidsbundel en de Letsellijst.
Gronden van het hoger beroep
11.     [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de CSG geen uitkering uit het schadefonds hoefde toe te kennen. Volgens haar is ze wel slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Hiervoor verwijst zij naar de aangifte bij de politie en de overgelegde medische informatie. Verder wijst [appellante] op de aan haar verleende verblijfsvergunning onder de beperking niet-tijdelijk humanitaire gronden. Weliswaar geldt daarbij een ander toetsingskader, maar de rechtbank en het schadefonds hebben niet onderbouwd waarom het schadefonds strenger zou toetsen dan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
12.     Verder betoogt [appellante] dat zij wel ernstig letsel heeft overgehouden aan de mishandelingen. Daarbij wijst zij erop dat zij is flauwgevallen door marihuanagebruik, waartoe haar ex-partner haar had gedwongen.
Huiselijk geweld
13.     De Afdeling is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het huiselijk geweld stelselmatig was. Daartoe is het volgende van belang.
14.     [appellante] heeft een proces-verbaal van aangifte van 31 december 2023, medische informatie en het besluit waarbij aan haar een verblijfsvergunning is verleend overgelegd. De CSG heeft het aannemelijk geacht dat [appellante] slachtoffer is van huiselijk geweld, maar uit de overgelegde stukken volgt niet dat het huiselijk geweld stelselmatig was. Hoewel in het proces-verbaal van de aangifte staat dat [appellante] al meerdere maanden slachtoffer was van huiselijk geweld, wordt daarin enkel het geweld dat zij heeft ondervonden op 7 augustus 2023 concreet genoemd. In het proces-verbaal ontbreekt verder een concrete omschrijving van het aantal gewelddadige voorvallen, evenals de duur en de frequentie hiervan. Uit het medische journaal van de huisarts volgt verder weliswaar dat naast 7 augustus 2023 ook op 5 oktober 2023 blauwe plekken en zwellingen zijn geconstateerd, maar daarmee is de duur en frequentie nog niet zodanig geconcretiseerd dat de CSG had moeten concluderen dat [appellante] slachtoffer is van stelselmatig huiselijk geweld.
15.     Verder volgt uit het besluit van de IND slechts dat de IND het aannemelijk heeft geacht dat de relatie van [appellante] is beëindigd vanwege huiselijk geweld. Daarin is niet opgenomen dat het huiselijk geweld ook stelselmatig heeft plaatsgevonden.
16.     De CSG hoefde in het proces-verbaal van aangifte, de medische informatie en de verleende verblijfsvergunning dus geen aanleiding te zien om te concluderen dat het huiselijk geweld stelselmatig was.
17.     Het betoog slaagt niet.
Ernstig fysiek en psychisch letsel
18.     Omdat niet vast is komen te staan dat [appellante] het slachtoffer is van stelselmatig huiselijk geweld, kan op grond van het door de CSG gevoerde beleid psychisch letsel niet worden verondersteld. De vraag die daarom voorligt is of [appellante] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij ernstig fysiek en/of psychisch letsel heeft overgehouden aan het huiselijk geweld.
19.     De Afdeling volgt niet het betoog van de CSG dat [appellante] deze grond niet voor het eerst in hoger beroep mag aanvoeren. Met de uitspraak van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:363, heeft de Afdeling, behalve in omgevingsrechtelijke zaken, deze zogenoemde grondentrechter verlaten. Voor het eerst in hoger beroep aangevoerde gronden worden sindsdien in de regel niet buiten beschouwing gelaten. Er gelden wel enige beperkingen voor het aanvoeren van nieuwe gronden in hoger beroep. Zo zullen gronden die uitdrukkelijk zijn prijsgegeven, buiten beschouwing worden gelaten als zij in hoger beroep (opnieuw) worden aangevoerd. Verder kan in hoger beroep niet worden teruggekomen op een in eerste aanleg gegeven instemming met een door die rechter gekozen werkwijze. Deze beperkingen doen zich in deze zaak niet voor.
20.     Dat [appellante], zoals de CSG opmerkt, pas in hoger beroep bewijs heeft aangeleverd waaruit zou moeten volgen dat zij ernstig letsel heeft overgehouden aan het huiselijk geweld, betekent verder niet dat dat bewijs daarom buiten beschouwing moet blijven. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar overzichtsuitspraak van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2853, is de hoofdregel dat partijen gedurende een procedure nieuwe bewijsmiddelen mogen indienen. Dat geldt voor de bezwaar-, beroeps- en hogerberoepsfase. Met de term ‘nieuwe bewijsmiddelen’ wordt hier bedoeld: de bewijsmiddelen die partijen indienen in bezwaar, in beroep en in hoger beroep die zij in een eerdere procedurele fase niet naar voren hebben gebracht. Ook hiervoor gelden uitzonderingen, maar die doen zich in dit geval evenmin voor.
21.     Naar het oordeel van de Afdeling hoefde de CSG op grond van de overgelegde medische informatie echter niet te concluderen dat [appellante] ernstig letsel aan het huiselijk geweld heeft overgehouden. In de overgelegde medische informatie van Indigo en Yulius wordt geen diagnose over psychisch letsel gesteld door een bevoegd en bekwaam hulpverlener, maar gaat het om een uitnodiging voor een intake en een intakeverslag. Uit het medische journaal van de huisarts volgt dat [appellante] blauwe plekken en een kneuzing van een pols heeft overgehouden aan het huiselijk geweld. Het gaat hierbij om fysiek letsel waarbij volledig herstel optreedt, zonder verdere medische gevolgen, met geen of zeer geringe beperkingen en/of afhankelijkheid, die maximaal zes weken voortduurt. Dat is onvoldoende ernstig om in aanmerking te komen voor een uitkering.
22.     Verder hoefde de CSG in dit geval in het flauwvallen geen aanleiding te zien om te concluderen dat [appellante] ernstig letsel aan het huiselijk geweld heeft overgehouden, waarvoor een uitkering in letselcategorie 1 of hoger passend is. Zij heeft bijvoorbeeld niet laten zien dat zij voor het flauwvallen een behandeling nodig had en daarbij zes weken of langer beperkt of afhankelijk was. Voor zover zij betoogt dat het bij flauwvallen gaat om psychisch letsel ontbreekt een diagnose van een bevoegd en bekwaam hulpverlener.
23.     Het betoog slaagt niet.
Conclusie
24.     Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
25.     De CSG hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Kouidar, griffier.
w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kouidar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025
1120