202303107/1/A2.
Datum uitspraak: 16 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A], kantoorhoudend in Amsterdam, en [appellant B], wonend in Amsterdam,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 april 2023 in zaak nr. 22/5740 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2022 heeft de raad een door [appellant A] namens [appellant B] ingediende aanvraag om een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 18 oktober 2022 heeft de raad het door [appellant A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 april 2023 heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellant B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant A] en [appellant B] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 28 november 2024, waar [appellant A] en [appellant B], vertegenwoordigd door [appellant A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra en M. Spiegelenberg, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant B] en zijn partner huurden een woning in Amsterdam. Zij zijn door hun voormalige verhuurder aansprakelijk gesteld voor de kosten die de verhuurder heeft gemaakt om gestelde schade aan het verhuurde te herstellen. [appellant B] en zijn partner hebben zich gewend tot [appellant A] om hen bij te staan in de procedure tegen verhuurder. [appellant A] heeft zowel namens [appellant B] als namens de partner van [appellant B] een aanvraag om een toevoeging ingediend bij de raad. De aanvraag om een toevoeging voor de partner is door de raad toegewezen en de aanvraag om een toevoeging voor [appellant B] is afgewezen. [appellant A] en [appellant B] zijn van mening dat deze afwijzing onterecht is en dat de raad twee toevoegingen had moeten verlenen.
Wettelijk kader
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
Besluitvorming
3. De raad heeft op grond van artikel 28, aanhef en onder b, en artikel 32, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb), de toevoeging voor [appellant B] afgewezen. Volgens de raad heeft [appellant B] hetzelfde rechtsbelang als zijn partner en vallen de werkzaamheden van [appellant A] dus onder hetzelfde bereik als de toevoeging die is verleend voor de partner. [appellant B] en zijn partner zijn verwikkeld in hetzelfde conflict en aansprakelijk gesteld door hun voormalige verhuurder. Zij beogen met de rechtsbijstand van de gemachtigde om geen schadevergoeding te hoeven betalen. Ook als er sprake is van verschillende rechtssubjecten kan het rechtsbelang zo nauw met elkaar samenhangen dat van afgescheiden rechtsbelangen niet gesproken kan worden. Er is ook geen sprake van diversiteit van procedures.
Uitspraak van de rechtbank
4. De rechtbank heeft geoordeeld dat de raad de aanvraag van [appellant B] om een toevoeging heeft mogen weigeren.
Gronden hoger beroep
5. [appellant A] en [appellant B] betogen dat rechtsbijstand in artikel 1 van de Wrb is gedefinieerd als rechtskundige bijstand aan een rechtzoekende ter zake van een rechtsbelang dat hem rechtstreeks en individueel aangaat en dat op grond van artikel 24 van die wet een toevoeging betrekking heeft op die rechtsbijstand. Daaruit volgt volgens hen dat een toevoeging persoonsgebonden is en de rechtsbijstand niet verder strekt dan het rechtstreekse en individuele belang van die rechtzoekende. De rechtsbijstand heeft daarom geen betrekking op het rechtstreekse en individuele belang van een derde, zoals de partner van [appellant B]. Ondanks dat [appellant B] hetzelfde rechtsbelang als zijn partner heeft, heeft hij een rechtstreeks en individueel belang, omdat de vordering van de voormalige verhuurder zowel op zijn partner als op hem ziet. Daarom kan niet slechts één toevoeging aan hem en zijn partner worden verstrekt. Dit zou in strijd zijn met de definitie van rechtsbijstand in de Wrb.
Verder betogen [appellant A] en [appellant B] dat, zelfs al zouden [appellant B] en zijn partner hetzelfde rechtsbelang hebben, de toevoeging nog steeds niet kan worden geweigerd. Een toevoeging kan op grond van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wrb alleen worden geweigerd als de rechtzoekende aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging. De eerdere toevoeging is aan zijn partner verstrekt en niet aan hem.
Daarnaast is een rechtsbijstandverlener volgens [appellant A] en [appellant B] meer tijd kwijt aan twee rechtzoekenden, ook al hebben zij hetzelfde rechtsbelang. De regelgever heeft dat ook onderkend en daarom wordt voor samenhangende zaken als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 een hogere vergoeding toegekend.
Ontvankelijkheid hoger beroep
6. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4404), hoeft de bestuursrechter een bij hem ingediend (hoger) beroep alleen inhoudelijk te beoordelen, als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener met het ingestelde rechtsmiddel voor ogen staat, moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. Met andere woorden, de indiener dient een actueel en reëel belang te hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het (hoger) beroep. 7. [appellant B] beoogt met het indienen van het hoger beroep te bereiken dat een tweede toevoeging wordt toegekend door de raad, zodat hij rechtsbijstand kan krijgen in het geschil met verhuurder waarbij hij en zijn partner aansprakelijk zijn gesteld voor gestelde schade aan de voormalige huurwoning. De raad heeft naar voren gebracht dat die rechtsbijstand betrekking heeft op hetzelfde rechtsbelang als bij de partner van [appellant B]. Het te bereiken doel is identiek. Het niet verlenen van een tweede toevoeging heeft geen financiële of andere gevolgen voor [appellant B]. Hij heeft dan ook geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Daarom is het hoger beroep voor zover ingesteld door [appellant B] niet-ontvankelijk.
8. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2194, leidt een afwijzing van een verzoek om een toevoeging, omdat sprake is van een rechtsbelang waarvoor al eerder een toevoeging is verleend, ertoe dat een advocaat zich voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand alleen kan beroepen op de eerdere toevoeging. Het belang van de rechtsbijstandsverlener is gelegen in het verkrijgen van een vergoeding voor door hem verrichte werkzaamheden die naar zijn mening niet vallen onder de eerder ten behoeve van zijn cliënt verleende toevoeging. Reeds hieruit volgt dat [appellant A], als advocaat, belang heeft bij het verlenen van een tweede toevoeging en dus belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 29 juni 2022. Om die reden gaat de Afdeling over tot een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep voor zover dit is ingesteld door [appellant A]. Inhoudelijke beoordeling hoger beroep
9. Niet in geschil is dat de rechtsbijstand aan [appellant B] en zijn partner hetzelfde rechtsbelang betreft.
9.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 24 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:155, in rechtsoverweging 9) kan, gelet op de tekst van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 32 van de Wrb, indien er sprake is van één rechtsbelang, met één toevoeging worden volstaan. Verder heeft de Afdeling in die uitspraak (in rechtsoverweging 12) overwogen dat één rechtsbelang kan worden aangenomen als sprake is van verschillende rechtssubjecten, waarbij een rechtzoekende wel een individueel en rechtstreeks belang heeft bij het verkrijgen van rechtsbijstand, maar er sprake is van een samenstel van belangen zonder afzonderlijke betekenis. Aan partners die een geschil hebben met een derde kan één toevoeging worden verleend, voor zover daarbij geen sprake is van gescheiden rechtsbelangen. 9.2. [appellant B] en zijn partner hebben weliswaar een individueel en rechtstreeks belang bij het verkrijgen van rechtsbijstand, maar deze belangen hebben betrekking op hetzelfde rechtsbelang en hebben ten opzichte van elkaar geen afzonderlijke, zelfstandige betekenis. En in dat geval kan, zoals de rechtbank ook terecht heeft geoordeeld, worden volstaan met één toevoeging. Met die toevoeging wordt het rechtsbelang van beiden immers behartigd. Uit artikel 1 van de Wrb en de daarbij behorende geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling (Kamerstukken II 1991/92, 22 609, nr. 3, blz. 15) volgt, anders dan [appellant A] betoogt, niet dat niet met één toevoeging aan partners kan worden volstaan als sprake is van hetzelfde rechtsbelang.
9.3. De raad heeft de aanvraag van [appellant B] om een toevoeging op grond van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wrb mogen afwijzen. Zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, volgt uit de laatste zinssnede van die bepaling niet dat het gaat om een eerder afgegeven toevoeging die aan [appellant B] is verleend, maar om een toevoeging die betrekking heeft op een rechtsbelang waarbij [appellant B] aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van die toevoeging.
9.4. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
10. Het hoger beroep van [appellant B] is niet-ontvankelijk. Het hoger beroep van [appellant A] is ongegrond, zodat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
11. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep van [appellant B] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het hoger beroep van [appellant A] ongegrond;
III. bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 april 2023 in zaak nr. 22/5740.
Aldus vastgesteld door mr. H. Benek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Benek
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2025
705-1112
BIJLAGE
Wettelijk kader
Wet op de rechtsbijstand
Artikel 1, eerste lid:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
rechtsbijstand: rechtskundige bijstand aan een rechtzoekende ter zake van een rechtsbelang dat hem rechtstreeks en individueel aangaat, voor zover in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld;
[…]
Artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b:
Het bestuur kan de toevoeging weigeren indien de aanvraag: […]
b. betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging; […].
Artikel 32:
De toevoeging geldt uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.
Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000
Artikel 11, eerste lid:
Als samenhangende zaken worden beschouwd procedures en advieszaken die gevoegd, gelijktijdig, aansluitend of nagenoeg aansluitend zijn behandeld, en waarvoor één rechtsbijstandverlener is toegevoegd of meer dan één rechtsbijstandverlener mits zij deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en voor zover de zaken naar hun aard verknocht zijn.
Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria
Artikel 1, aanhef en onder b:
In dit besluit wordt verstaan onder:
[…]
b. belang: het belang voor de behartiging waarvan de rechtzoekende rechtsbijstand verzoekt voor zover dat belang hem rechtstreeks en individueel aangaat.
Werkinstructie Bereik
1.2.1 Bereik: meerdere rechtzoekenden/ partners / gezinsleden
Aan partners/minderjarige gezinsleden die een geschil hebben met een derde verstrek je één toevoeging, omdat sprake is van hetzelfde rechtsbelang. De andere aanvraag wordt afgewezen op bereik. Het feit dat aanvragers verschillende rechtssubjecten zijn doet niet ter zake (ECLI:NL:RVS:2012:BX5992). Het maakt daarbij ook niet uit of de aanvragen door dezelfde advocaat of door verschillende advocaten worden ingediend. Bijvoorbeeld kort geding ontruiming gezamenlijke huurwoning.