ECLI:NL:RVS:2025:3388

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
202204505/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Enschedestraat 76, woningbouw en milieubelasting

Op 25 mei 2022 heeft de raad van de gemeente Haaksbergen het bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Enschedestraat 76" vastgesteld. Dit plan maakt de herontwikkeling van een locatie mogelijk voor woningbouw, waar momenteel een tankstation en bedrijfshallen zijn gevestigd. De eigenaar van de gronden wil de locatie herontwikkelen voor de bouw van 20 nieuwe woningen, terwijl de bestaande woningen behouden blijven. Tegen dit besluit hebben Stichting Natuur en Milieu Haaksbergen en andere appellanten beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 16 april 2025. De appellanten betogen dat het plan in strijd is met het KGO-beleid en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de ruimtelijke kwaliteit en de noodzaak voor woningbouw. De raad heeft echter gesteld dat het plan in overeenstemming is met het KGO-beleid en dat er voldoende investeringen in de ruimtelijke kwaliteit worden gedaan. De Afdeling oordeelt dat de raad de belangen zorgvuldig heeft afgewogen en dat het plan niet in strijd is met het geldende recht. De beroepen zijn ongegrond verklaard.

Uitspraak

202204505/1/R3.
Datum uitspraak: 23 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       Stichting Natuur en Milieu Haaksbergen, gevestigd in Haaksbergen,
2.       [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend in Haaksbergen,
3.       [appellant sub 3] en anderen, allen wonend in Haaksbergen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Haaksbergen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Enschedestraat 76" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Stichting Natuur en Milieu Haaksbergen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Stichting Natuur en Milieu Haaksbergen, [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen, de raad, en [bedrijf] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 16 april 2025, waar Stichting Natuur en Milieu Haaksbergen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], [appellant sub 3] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde C], [appellant sub 3] en [gemachtigde D], en de raad, vertegenwoordigd door H.M. Heukels en mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Deventer, zijn verschenen. Ook is [bedrijf], vertegenwoordigd door mr. D. Korsse, advocaat te Almelo, op de zitting als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 1 oktober 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Ten oosten van de kern van Haaksbergen, op de rand tussen de bebouwde kom en het buitengebied, bevinden zich aan de Enschedesestraat 76 een tankstation en verschillende bedrijfshallen. Ook bevindt zich hier een bedrijfswoning (Enschedesestraat 76). Ten noordoosten van de bedrijfshallen staan daarnaast twee reguliere woningen (Enschedesestraat 84 en 86). Omdat het tankstation en de bedrijfshallen geen toekomstperspectief hebben op deze locatie en omdat de bebouwing mede daardoor in slechte staat is, is de eigenaar van de gronden van plan de locatie te herontwikkelen voor woningbouw.
De raad heeft het plan vastgesteld om dit initiatief mogelijk te maken. Het plan staat de bouw van 20 nieuwe woningen toe, de drie bestaande woningen in het plangebied (Enschedesestraat 76, 84 en 86) blijven behouden. Het gaat om 15 woningen tussen de Enschedesestraat en de Oude Enschedeseweg (noordelijk plandeel) en 5 woningen ten zuiden van de Oude Enschedeseweg (zuidelijk plandeel).
Stichting Natuur en Milieu Haaksbergen (hierna: de Stichting), [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen kunnen zich niet met het plan verenigen. Hun bezwaren richten zich alleen tegen het zuidelijke plandeel.
3.       Op de zitting heeft de Stichting haar beroepsgrond dat niet is geborgd dat de woningen gasloos zullen worden gebouwd ingetrokken.
Toetsingskader
4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
KGO-beleid
5.       De Stichting betoogt dat het plan in strijd is met het beleid Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (hierna: KGO-beleid). Het KGO-beleid houdt in dat een juiste balans moet worden gevonden tussen de extra investering die wordt gedaan en de hoeveelheid woningen die daarvoor in het landschap mogen worden teruggebouwd. De woningen in het zuidelijk plandeel worden alleen gebouwd om de begroting sluitend te maken en met het oog op financieel gewin. Er zal geen sprake zijn van een extra kwaliteitsimpuls in de omgeving. De onderbouwing in het raadsvoorstel is volgens de Stichting onjuist. Het raadsvoorstel gaat nog uit van een investering van € 300.000 die door de initiatiefnemer vanuit KGO wordt gedaan in de afwaardering van de oude N18. Het bedrag wordt gebruikt om maatregelen op verkeerskundig gebied uit te voeren die al uit andere compensatieverplichtingen voortkwamen. Tot een extra kwaliteitsimpuls in de omgeving zal het volgens de Stichting niet leiden. Ook gaat het raadsvoorstel nog uit van het rechtdoor trekken van de Leemdijk. Het raadsvoorstel is volgens de Stichting misleidend en de raad heeft op grond van ondeugdelijke argumenten ingestemd met het zuidelijk deel van de partiële herziening van het bestemmingsplan.
De Stichting voert verder aan dat de ruimtelijke samenhang tussen het noordelijke en zuidelijk plandeel ontbreekt. Het noordelijk deel beslaat het te saneren bedrijfsterrein tussen de Enschedesestraat en de Oude Enschedeseweg. Het zuidelijk deel is een weiland met houtsingels ten zuiden van de Oude Enschedeseweg. Het noordelijke plandeel behoort volgens de Stichting niet tot de groene omgeving, en daarom kan het KGO-beleid hier volgens de Stichting niet worden toegepast.
[appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de onderbouwing die de raad geeft voor de toepassing van het KGO-beleid in strijd is met het motiveringsbeginsel. Er wordt niks toegevoegd aan de groene omgeving, geen landschap ontsierende bebouwing opgeruimd of een ongewenste activiteit gestaakt. Er vindt ook nergens in de groene omgeving compensatie plaats. Het bedrag van € 300.000 wordt niet geïnvesteerd in de groene omgeving maar binnenstedelijk in de afwaardering van de oude N18.
De toestemming van de provincie is volgens [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen gebaseerd op achterhaalde informatie. Een deel van de raadsleden had volgens [appellant sub 3] en anderen misschien anders gestemd als zij hadden geweten dat de provincie op deze manier met het plan heeft ingestemd. Ook wordt volgens [appellant sub 3] en anderen ten onrechte voor het gehele plan het KGO-beleid toegepast, terwijl alleen het zuidelijke plandeel behoort tot het buitengebied.
5.1.    De raad stelt dat het plan in overeenstemming met het KGO-beleid is. Er heeft veel overleg met de provincie plaatsgevonden over hoe het KGO-beleid moet worden toegepast. Om te beoordelen of sprake is van een goede balans worden de ontwikkelruimte en de ruimtelijke investering op geld gewaardeerd. Hieraan liggen wel ruimtelijke argumenten ten grondslag. In het werkboek KGO wordt ook aangegeven dat de investering in de ruimtelijke kwaliteit breed moet worden bekeken. Investeringen zijn niet alleen in geld uit te drukken, maar bijvoorbeeld ook in belevingswaarde, (cultuur)historische waarde, of de mate waarin een maatschappelijk belang wordt vervuld. Ook dat legt gewicht in de schaal. Bij het bepalen van aanvullende kwaliteitsprestaties moet hier volgens de raad rekening mee worden gehouden. Het saneren van een milieubelastende bedrijfslocatie is zo'n maatschappelijk belang dat meegewogen is bij het bepalen van de balans. Volgens de raad is er een goede balans gevonden in ontwikkelruimte en de kwaliteitsprestatie die wordt geleverd. Als gevolg van de afwaardering van de N18 wordt de weg en het gebied direct grenzend aan de weg opnieuw ingericht. Door de bijdrage die nu wordt gedaan aan de herinrichting van de weg direct grenzend aan het plangebied vindt er een integrale gebiedsverbetering plaats. De huidige bedrijfsbebouwing in het noordelijk plandeel (tankstation, bedrijfsgebouwen en overige verharding) kan als gebiedsvreemd worden aangemerkt, omdat het zijn functie als stop aan een doorgaande weg heeft verloren en niet meer in gebruik is. Door de sanering van de bebouwing en het niet langer toestaan van milieubelastende functies wordt deze situatie verbeterd. Bovendien worden met het plan de groenstructuren verbeterd, wordt de overgang van de bebouwde kom naar het buitengebied verzacht en wordt een uitgebreide landschappelijke inpassing verzorgd, waaronder een open natuurlijk grasland en een wildakker direct aansluitend op de erven. Het KGO-beleid biedt de mogelijkheid tot maatwerk en daar is gebruik van gemaakt. Beide plandelen samen zorgen volgens de raad voor een verfraaiing van de entree van het dorp en het verzachten van de overgang van het dorp naar het platteland.
De raad ziet het noordelijk deel samen met het zuidelijk deel als een totaalontwikkeling, waarbij tussen de plandelen dus wel degelijk samenhang bestaat. De raad wijst erop dat het plan bestaat uit verschillende onderdelen, die gezamenlijk een herontwikkeling van het gebied vormen. De raad is van mening dat het verzachten van de harde dorpsranden kan worden bereikt door het aanbrengen van beplanting en groene overgangsmilieus met kleinschalige woningbouw in een groene setting. Daarom acht de raad het acceptabel dat bij deze herontwikkeling een deel van de agrarische gronden voor kleinschalige woningbouw worden betrokken.
5.2.    Artikel 2.1.5 van de omgevingsverordening Overijssel luidt:
"Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
Lid 1 In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
Lid 2 In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd.
Lid 3 In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.
Lid 4 Gemeenteraden mogen gemotiveerd afwijken van het ontwikkelingsperspectief dat voor het betreffende gebied geldt, wanneer:
• er sprake is sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen; en
• voldoende verzekerd is dat er sprake is van versterking van ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken.
Lid 5 In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagenbenadering die onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsmodel en op welke wijze de Catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
[…]."
Artikel 2.1.6 luidt:
"Artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving
Zie toelichting artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving
Lid 1 Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving kunnen - met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 - voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene Omgeving, uitsluitend indien hier sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
[…]".
5.3.    Het KGO-beleid is op provinciaal niveau vastgesteld, en door de gemeente uitgewerkt in gemeentelijk KGO-beleid. De omgevingsverordening schrijft de raad voor hoe het KGO-beleid betrokken moet worden bij de vaststelling van een plan. De raad heeft toegelicht dat er veelvuldig overleg is geweest met de provincie en dat de provincie instemt met het plan. In het verzoek van de gemeente om een reactie aan de provincie staat ook aangegeven dat KGO-beleid wordt toegepast en dat het gaat om "gedeeltelijke uitbreiding woongebied in buitengebied", de provincie heeft gereageerd dat het plan in het ruimtelijk beleid past. Volgens de raad zijn de provincie en de raad op de hoogte gehouden. Ook heeft de raad voor het stemmen alle stukken kunnen inzien. In de plantoelichting staat om welke investeringen in de ruimtelijke kwaliteit het gaat, en hier wordt het doortrekken van de Leemdijk niet genoemd. In paragraaf 1.1 van de plantoelichting staat dat er van af is gezien om de Leemdijk door te trekken, dit stond ook al in de toelichting bij het ontwerpplan. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de provincie of de raad onjuist of onvoldoende is geïnformeerd voorafgaand aan de besluitvorming.
In het KGO-beleid (artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening Overijssel) is geregeld dat wel in nieuwvestiging in de Groene Omgeving kan worden voorzien als (1) er sociaal-economische of maatschappelijke redenen zijn voor de ontwikkeling én (2) er geïnvesteerd wordt in de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De maatschappelijke/sociaal-economische redenen zijn naar het oordeel van de Afdeling aangetoond omdat er behoefte bestaat aan de woningen (zie ook verderop in deze uitspraak onder 8.3). Uit de Omgevingsverordening volgt dat de investeringen moeten worden gedaan ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving van de ontwikkeling. Hieruit volgt naar het oordeel van de Afdeling niet dat de kwaliteitsimpuls alleen betrekking kan hebben op die plandelen die liggen in de Groene Omgeving. Er staat ook niet dat de ruimtelijke kwaliteit uitsluitend op dezelfde plek verbeterd moet worden als waar de ontwikkeling plaatsvindt (in dit geval het zuidelijk plandeel), maar alleen dat dit in de omgeving moet gebeuren. Het plan moet hierbij als geheel bekeken worden. Het bepalen van de omvang van het plangebied is een bevoegdheid van de raad.
In het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie staat onder andere dat de ontwikkelingsruimte die het plan biedt in evenwicht moet zijn met de investeringen die worden gedaan in de ruimtelijke kwaliteit. Dat die balans is gevonden moet zijn onderbouwd in de plantoelichting. De raad heeft in de plantoelichting onderbouwd waar de ruimtelijke kwaliteitswinst in zit; het gaat met name om het verdwijnen van bedrijfsbebouwing, het saneren van de milieubelastende situatie, verbetering van de groenstructuren, en verzachting van de overgang van de bebouwde kom naar het buitengebied. De raad heeft toegelicht dat het plan in samenhang moet worden bezien en dat de verbetering niet alleen in het noordelijke plandeel plaatsvindt maar ook in het zuidelijke plandeel. De N18 liep eerder langs het plangebied. Door de nieuwe N18, die als ringweg buiten het dorp ligt, is de oude N18 de entree naar het dorp Haaksbergen geworden. De raad wil deze entree verbeteren en verfraaien door een zachte overgang aan te brengen van het dorp naar het buitengebied, met groenstructuren. De raad heeft hiermee de investering in de ruimtelijke kwaliteit deugdelijk gemotiveerd. De Afdeling is van oordeel dat het plan niet in strijd met het KGO-beleid is vastgesteld, en ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het zuidelijk plandeel niet bij het plangebied had mogen betrekken.
De betogen slagen niet.
Financiële noodzaak
6.       [appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat er geen financiële noodzaak meer bestaat om het zuidelijke plandeel te bebouwen. In het geval van de bouw van de vijf huizen in het zuidelijk plandeel moeten de kopers contractueel een nabetaling voldoen van € 950.000. De koopovereenkomst bevat slechts een verplichting van de verkoper zich tot het uiterste in te spannen om een onherroepelijke woonbestemming te verkrijgen. Er is geen ontbindende voorwaarde opgenomen voor het niet verkrijgen van de onherroepelijke bestemming. Het noordelijke plandeel kan volgens [appellant sub 3] en anderen zonder het zuidelijke plandeel ontwikkeld worden. Volgens [appellant sub 2] zijn de saneringskosten van de gronden in het noordelijk plandeel niet zo hoog als in eerste instantie werd beraamd en zijn de voorziene woningen op het zuidelijk perceel daarom niet nodig.
6.1.    De raad stelt dat hij zijn afweging heeft gebaseerd op ruimtelijke argumenten, en dat privaatrechtelijke afspraken tussen verkoper en koper hierbij geen rol mogen spelen. Het bestemmingsplan moet daarentegen wel economisch uitvoerbaar zijn. De gemeente heeft er met het sluiten van de anterieure overeenkomst voor gezorgd dat alle kosten die met dit plan zijn gemoeid, worden verhaald op de initiatiefnemer. Het is vervolgens aan de initiatiefnemer om er voor te zorgen het plan gefinancierd te krijgen. De gemeente en de provincie hebben medewerking verleend aan een totale oplossing en willen daarom ook meedenken over woningbouw op het onbebouwde deel. Dit vanuit een goede ruimtelijke ordening en met toepassing van een investering vanuit KGO zoals het beleid dat voorschrijft. Het plan is een integraal plan waarbij ruimtelijk gezien de ontwikkeling van beide plandelen in samenhang moeten worden bezien. Het verzachten van de dorpsrand en het verfraaien van de entree van het dorp wordt volgens de raad bereikt door de ontwikkelingen op beide percelen. Of er een financiële noodzaak is tot het bouwen van de woningen in het zuidelijke deel is volgens de raad ruimtelijk niet relevant.
6.2.    Zoals eerder in deze uitspraak is toegelicht, heeft de raad er op basis van ruimtelijke argumenten (het verzachten van de overgang van de bebouwde kom naar het buitengebied van Haaksbergen) voor gekozen om woningbouw mogelijk te maken in het zuidelijke plandeel. De raad stelt dat het zuidelijk plandeel niet wordt bebouwd vanwege financiële redenen. Welke afspraken de projectontwikkelaar maakt met eventuele kopers is daarom niet relevant.    Het betoog slaagt niet.
Rood-voor-rood en VAB beleid
7.       [appellant sub 2] betoogt dat de raad in strijd met het rood-voor-roodbeleid en het VAB (Vrijkomende Agrarische Bebouwing)beleid handelt, en ten onrechte maatwerk toepast. Er is volgens [appellant sub 2] zonder steekhoudende argumenten gebruik gemaakt van de maatwerk-optie. Er wordt volstaan met de algemene stelling dat er sprake is van een zorgvuldige belangenafweging. Er worden meer meters gebouwd dan gesloopt, wat in strijd is met het rood-voor-roodbeleid. Ook worden er geen agrarische opstallen gesloopt, dus het VAB-beleid kan niet worden toegepast.
7.1.    De raad stelt dat hij niet in strijd met het rood-voor-roodbeleid of het VAB-beleid handelt, omdat dit beleid niet van toepassing is. In het gemeentelijke KGO-beleid is toegelicht dat het KGO-beleid een paraplu is waaronder meerdere gemeentelijke regelingen vallen waaronder rood-voor-rood en VAB. In dit beleidsstuk gaat het om de initiatieven die niet binnen bestaande regelingen passen, maar die wel moeten worden afgewogen op basis van het KGO. Op basis van deze gemeentelijke uitwerking van het KGO-beleid blijkt dat er ook initiatieven mogelijk zijn in het buitengebied die niet vallen onder de bestaande regelingen. Bij toepassing van het KGO-beleid gaat het om een evenwicht tussen ontwikkelruimte en ruimtelijke kwaliteitsprestaties. Deze kwaliteitsprestaties slaan niet op specifiek sloopmeters, maar kunnen volgens de raad ook gevonden worden in andere zaken zoals landschappelijke inpassingen of bevordering van maatschappelijke belangen, zoals bijvoorbeeld het saneren van (milieubelastende) bedrijfsbebouwing aan de rand van het dorp.
7.2.    De Afdeling stelt vast dat de raad toepassing heeft gegeven aan het gemeentelijke KGO-beleid. Dit beleid biedt de mogelijkheid om binnen de provinciale kaders maatwerk toe te passen buiten de genoemde bestaande regelingen om. Hiermee handelt de raad naar het oordeel van de Afdeling niet in strijd met het rood-voor-roodbeleid en het VAB-beleid. Dit beleid is namelijk niet van toepassing, alleen al niet omdat geen sprake is van sloop van agrarische bebouwing.
Het betoog slaagt niet.
Laddertoets/inbreiding
8.       [appellant sub 3] en anderen betogen dat de behoefte aan de voorziene woningen onvoldoende is gemotiveerd. De laddertoets gaat uit van groei aan de behoefte aan woningen tussen 2021 en 2031, maar tussen 2031 en 2041 valt volgens [appellant sub 3] en anderen een krimp te verwachten. Volgens [appellant sub 3] en anderen is er meer harde plancapaciteit dan waar de raad van uit is gegaan. De Stichting betoogt ook dat het plan in strijd is met artikel 2.1.3, eerste lid, van de Omgevingsverordening Overijssel 2017, omdat er sprake is van uitbreiding in plaats van inbreiding. Er zijn meerdere plekken in Haaksbergen waar vijf woningen gebouwd kunnen worden. Daarom kan de raad zich niet op het standpunt stellen dat er geen ruimte is voor inbreiding. Volgens de Stichting is er ruimte voor inbreiding langs de Noordsingel, op het Wolferink, langs de Eibergsestraat en op de voormalige fabrieksterreinen.
[appellant sub 2] betoogt dat het plan niet voorziet in woningen voor starters en ouderen terwijl hier juist behoefte aan is. [appellant sub 2] betoogt ook dat er nog diverse inbreidingslocaties zijn in de gemeente Haaksbergen, en dat de focus van woningbouwontwikkeling volgens de ‘notitie inbreidingslocaties 2025’ en de ‘Woonvisie van nu naar 2020’ bij inbreidingslocaties ligt. [appellant sub 2] noemt het oude O&K-terrein, leegstaande winkelpanden en schoolgebouwen als mogelijke inbreidingslocaties.
8.1.    De raad stelt dat de behoefte aan de voorziene woningen voldoende is gemotiveerd en de vraag groter is dan de harde plancapaciteit. Hierbij verwijst de raad onder andere naar onderzoek uit 2021 en 2022, de notitie "oplegnotitie Laddertoets Diepemaat Haaksbergen" van 14 augustus 2023 van Stec groep en een document over de harde plancapaciteit. De raad meent dat [appellant sub 3] en anderen verwijzen naar een achterhaald onderzoek, waarvan een aantal projecten al uitgevoerd is en daarom niet meer onder de harde plancapaciteit valt. Het aanvullende woonbehoefteonderzoek toont volgens de raad alleen maar aan dat de behoefte aan nieuwbouw in Haaksbergen nog groter is dan verondersteld is in de laddertoets bij het plan. De behoefte is in plaats van 120 woningen, nu 305 woningen.
De raad stelt verder dat het plan niet in strijd is met het inbreidingsbeleid. Het bebouwde noordelijke deel voldoet volledig aan de inbreidingsnotitie met als uitgangspunt dat inbreiden voor uitbreiding gaat. In de notitie staat niet dat een ontwikkeling met woningbouw als uitbreiding onmogelijk is. Het plan moet als een geheel worden gezien en er zijn geen andere binnenstedelijke locaties die aan de herontwikkelingslocatie grenzen die als alternatief kunnen worden ingezet. Voor zover er op andere ontwikkellocaties wordt gewezen stelt de raad dat er geen binnenstedelijke locaties zijn die voorzien in de specifieke behoefte waarin het plan voorziet. Indien een voornemen niet (volledig) binnen bestaand stedelijk gebied is voorzien, moet gemotiveerd worden waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in de woningbouwbehoefte kan worden voorzien. Daarbij spelen de beschikbaarheid en geschiktheid van locaties binnen bestaand stedelijk gebied een rol. In dit geval vindt een groot deel van de voorgenomen ontwikkeling plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Een deel van het voornemen vindt wel plaats op onbebouwde gronden. De voorgenomen woningbouwontwikkeling voorziet in een concrete behoefte naar ruimere woonkavels met onder andere vrijstaande woningen, en vervult daarmee een concrete behoefte. De aangedragen alternatieve locaties voorzien niet in de behoefte van woningbouw, bestaande uit grote kavels in een groene omgeving. Het doel van het voornemen is namelijk om te kunnen voorzien in een woonmilieu met een "groen" karakter. De bouw van dergelijke ruim opgezette woningen in een groen woonmilieu kan niet op een (beschikbare) inbreidingslocatie in Haaksbergen. Een dergelijk woonmilieu komt volgens de raad enkel goed tot zijn recht aan de randen van de bebouwde kom. Ook na de ontwikkeling van dit plan zullen de inbreidingslocaties volgens de raad gevuld kunnen worden.
8.2.    Artikel 2.1.3, eerste lid, van de Omgevingsverordening luidt:
"Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
• dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
• dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut".
8.3.    De notitie "Laddertoets Herontwikkeling ‘Dorpsrand’ Haaksbergen" van 10 mei 2021 van Stec groep (hierna: de laddertoets) is als bijlage bij de plantoelichting gevoegd. In deze laddertoets staat in paragraaf 3.4: "Door vraag en aanbod te confronteren is te zien dat er in het ruimtelijk verzorgingsgebied een totale kwantitatieve behoefte bestaat aan circa 120 woningen de komende tien jaar. De geplande 20 woningen in het voorgenomen plan ‘Dorpsrand’ voorzien zo bezien in een woningbehoefte in de periode 2021-2031 binnen het verzorgingsgebied. Wanneer de woningen in het plan in mindering worden gebracht op de totale behoefte in het ruimtelijk verzorgingsgebied, resteert er nog een woningbehoefte van 100 woningen tot 2031". Ook staat in de laddertoets als conclusie: "Het beoogde woningbouwplan ‘Dorpsrand’ voorziet binnen het verzorgingsgebied (gemeente Haaksbergen) in een woningbehoefte tussen nu en tien jaar. Deze behoefte blijkt uit huishoudensprognoses en wordt, gezien het huidig aantal ingeschrevenen voor nieuwbouw in de gemeente Haaksbergen, bevestigd door de interesse vanuit de praktijk.[…] Het plan zal - gezien de latente behoefte aan woningen - naar verwachting niet leiden tot onaanvaardbare ruimtelijke effecten (leegstand)".
De raad heeft toegelicht dat de laddertoets alleen uitging van de lokale behoefte. In de laddertoets en de plantoelichting staat hierover "er wordt nog geen rekening gehouden met een mogelijke extra vraag vanuit de regio (Twente). Momenteel wordt er in regionaal verband samen met provincie Overijssel afgestemd of, hoe en waar de extra bovenregionale vraag kan worden gehuisvest. Een deel van deze extra vraag zal mogelijk in Haaksbergen landen". Uit latere onderzoeken volgt dat de vraag inderdaad is toegenomen en hoger is dan de harde plancapaciteit. Dit blijkt onder andere uit de door de raad overgelegde notitie "Oplegnotitie Laddertoets Diepemaat" van 14 augustus 2023 van Stec Groep (hierna: de oplegnotitie). Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad hiermee dragend onderbouwd dat het plan voorziet in een kwantitatieve behoefte. In de oplegnotitie is ook onderbouwd dat er behoefte is aan het type woningen dat gebouwd wordt. Dat er behoefte bestaat aan appartementen voor jongeren/ouderen betekent niet dat er geen behoefte is aan een ander type woningen. Ook heeft de raad hierbij gewezen op de doorstroming. In de oplegnotitie wordt specifiek voor de gemeente Haaksbergen een deelbehoefte berekend aan 30 woningen met een centrum-dorps en landelijk bereikbaar woonmilieu. Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan bestond een harde plancapaciteit van 5 woningen met een dergelijk woonmilieu. Door de bouw van 20 woningen met dit woonmilieu mogelijk te maken, voorziet het plan naar het oordeel van de Afdeling ook in een kwalitatieve behoefte. In de laddertoets en oplegnotitie staat ook dat er geen alternatieve locaties zijn binnen stedelijk gebied zijn om de woningen te bouwen waar dit plan in voorziet. Het plan voorziet in een specifiek soort woningen (ruime kavels, vrijstaand, veel groen). De raad heeft toegelicht dat hier binnen bestaand stedelijk gebied geen geschikte locatie voor is. Voor zover De Stichting op een andere, volgens haar geschikte, locatie heeft gewezen waar wel ruimte is voor dit het gekozen type woningen, heeft de raad toegelicht dat die locatie juist verder buiten stedelijk gebied ligt en daarom niet wenselijk is.
Voor zover [appellant sub 3] en anderen hebben aangevoerd dat ten onrechte niet is gekeken naar de zachte plancapaciteit overweegt de Afdeling dat plancapaciteit waarover nog geen ruimtelijke afweging over de haalbaarheid en de wenselijkheid heeft plaatsgevonden niet meegenomen hoeft te worden in de laddertoets.
De betogen slagen niet.
Agrarische cultuurlandschappen
9.       De Stichting, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen betogen dat het plan de agrarische cultuurlandschappen aantast. Door de bebouwing aan de dorpsrand wordt het zicht op het oude essen- en hoevenlandschap weggenomen. De ruimtelijke kwaliteitsambitie van de provincie ligt in het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen. Woningbouw langs de Oude Enschedeseweg zou daar volgens De Stichting, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen afbreuk aan doen. Zij vrezen voor precedentwerking.
[appellant sub 2] voert aan dat het plan in strijd is met het landschapsontwikkelingsplan (hierna: LOP) van de gemeente Haaksbergen; er wordt afbreuk gedaan aan het Oude Hoevenlandschap. Ook wordt er geen aandacht besteed aan de versterking van het watersysteem. Het plan is volgens [appellant sub 2] ook in strijd met de ‘Structuurvisie 2030: het groenste dorp van Twente’ en de ‘Visie Haaksbergen 2030’, omdat het groene karakter niet wordt versterkt.
9.1.    De raad stelt dat de natuur- en landschapswaarden niet worden aangetast, en het plan niet in strijd is met gemeentelijk beleid. De nieuwe woningen worden gebouwd in een groene setting, waarbij rekening is gehouden met zichtlijnen. Er blijft zicht op het achterliggende hoeven- en essenlandschap. Er is een balans in de ontwikkelruimte (waarbij het landschap wordt aangetast) en de kwaliteitsprestatie (waarbij het landschap wordt verfraaid). Het plan zorgt volgens de raad voor versterking van ruimtelijke structuren. Door de groene inpassing zullen de natuur- en landschapswaarden verbeteren. In de plantoelichting is toegelicht dat het plan niet in strijd is met het generieke beleid van de gemeente Haaksbergen.
Over de precedentwerking stelt de raad dat er geen sprake zal zijn van een aanzuigende werking voor andere initiatieven, omdat dit plan specifiek en uniek is. Er is binnen het grondgebied van de gemeente Haaksbergen geen andere locatie te vinden die te vergelijken is met deze specifieke herontwikkeling: een tankstation wordt gesaneerd, omliggende bedrijfsgebouwen worden gesloopt en met de afwaardering van de oude N18 wordt geïnvesteerd in een plek die de entree van Haaksbergen markeert. Er is volgens de raad geen ander vergelijkbaar initiatief binnen Haaksbergen met deze gebiedsverbetering en de daarbij behorende tegenprestatie die geleverd kan worden.
9.2.    In de plantoelichting is onderbouwd waarom de ontwikkeling door de landschappelijke inpassing binnen de ambities voor de laag van het agrarisch cultuurlandschap past en waarom de ontwikkeling aansluit bij de gebiedskenmerken die voor het plangebied zijn opgenomen in de Catalogus  Gebiedskenmerken van de provincie, waaronder die van het Oude Hoevenlandschap. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de agrarische cultuurlandschappen worden aangetast. Over wat [appellant sub 3] en anderen, onder verwijzing naar een rapport van [gemachtigde D], hebben gesteld dat het plangebied óp een es ligt, overweegt de Afdeling dat de raad mocht afgaan op de provinciale kaart waar de ligging van essen in Overijssel op zijn aangegeven. Op deze kaart staat geen es aangegeven ter plaatse van de gronden binnen het plangebied. Het door [appellant sub 3] en anderen aangevoerde biedt onvoldoende aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat de raad niet kon uitgaan van deze kaart en het onderzoek van de provincie.
Zoals [appellant sub 2] ook aangeeft, loopt de Bolscherbeek achter het te bebouwen perceel langs en niet door het plangebied. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad meer rekening had moeten houden met ‘versterking van het watersysteem’. Verder heeft de raad overtuigend toegelicht dat het plan niet in strijd is met het generieke beleid van de gemeente Haaksbergen; door de groene inpassing zullen de natuur- en landschapswaarden volgens de raad verbeteren. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met de ‘Structuurvisie 2030: het groenste dorp van Twente’, het LOP en de ‘Visie Haaksbergen 2030’.
De betogen slagen niet.
Archeologische waarden
10.     [appellant sub 2] betoogt dat onvoldoende waarde is gehecht aan de archeologische waarde van het zuidelijke plandeel. De boringen zijn alleen op de te bebouwen percelen gedaan en niet op het achterliggende hoevenlandschap.
10.1.  Artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt:
"De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept".
10.2.  [appellant sub 2] beroept zich in het kader van de uitvoerbaarheid van het plan op de normen die zijn neergelegd in de Erfgoedwet. In dat verband overweegt de Afdeling onder verwijzing naar bijvoorbeeld haar uitspraak van 8 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:309, dat de toepassing van het relativiteitsvereiste als vervat in artikel 8:69a van de Awb met zich brengt dat bij in het kader van de uitvoerbaarheid van het plan aangevoerde beroepsgronden wordt bezien of de in zoverre ingeroepen norm strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. De normen uit de Erfgoedwet strekken tot het behoud van monumenten van archeologie, een algemeen belang.
Voor [appellant sub 2] gaat het in deze procedure om het belang gevrijwaard te blijven van de bouw van nieuwe woningen in de nabijheid van zijn woning en de daarmee gepaard gaande gevolgen voor zijn woon- en leefklimaat. De normen uit de Monumentenwet 1988 strekken daarom kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant sub 2]. Gelet hierop staat artikel 8:69a van de Awb eraan in de weg dat de beroepsgrond van [appellant sub 2] over de zorgvuldigheid van het archeologisch onderzoek, kan leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Afdeling ziet daarom af van een inhoudelijke bespreking van deze grond.
Stikstof
11.     De Stichting en [appellant sub 3] en anderen betogen dat in strijd met artikelen 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming ten onrechte geen passende beoordeling is gemaakt. Het gebied ligt nabij de Natura 2000-gebieden "Buurserzand" en "Haaksberger Veen". In de stikstofberekening worden de gevolgen van het bestemmingsplan volgens de Stichting te laag ingeschat. Ook kan er niet van worden uitgegaan dat de uitstoot van een NOM-woning nihil is, volgens het RIVM is dat niet juist. Er is dus niet goed gekeken naar de invloed van de gebruiksfase van de nieuwe woningen op de nabij gelegen Natura 2000-gebieden. Het gebruik van pallet- of houtkachels is niet uitgesloten.
[appellant sub 2] betoogt dat de stikstofuitstoot die het plan teweegbrengt niet juist is berekend.
11.1.  De raad heeft het rapport "Stikstofberekening Enschedesestraat, Haaksbergen" van Eelerwoude van 27 januari 2022 als bijlage bij de plantoelichting gevoegd. In paragraaf 3.1 van de stikstofberekening wordt geconcludeerd dat de stikstofemissie die bestaat in de gebruiksfase niet tot een hogere depositie leidt dan 0,00 mol N/ha/jaar. Na de vaststelling van het plan heeft de Afdeling geoordeeld dat de zogenoemde bouwvrijstelling die met de Wet stikstofreductie en natuurverbetering was ingevoerd, onverbindend is. Daarom heeft de raad de stikstofemissie nogmaals door laten rekenen, waarbij ook de bouw- en aanlegfase in aanmerking is genomen. De resultaten van de berekening zijn neergelegd in het rapport "AERIUS-berekening Enschedesestraat, Haaksbergen" van BJZ.nu van 7 juli 2023. De raad heeft vervolgens vanwege het tijdsverloop een geactualiseerde versie overgelegd: "AERIUS-berekening Enschedesestraat, Haaksbergen" van BJZ.nu van 30 januari 2025. In de berekening van 30 januari 2025 staat: "Geconcludeerd wordt dat voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase van het voornemen geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. De voortoets voor het plan voldoet, ten aanzien van de effecten van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden aan artikel 10.24, lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving".
11.2.  De bepalingen in de Wnb over de beoordeling van projecten die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied strekken ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. Uit de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, volgt dat de individuele belangen van burgers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun woon- of leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven kunnen zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen.
Uit die overzichtsuitspraak volgt dat bij de beantwoording van de vraag of zo’n verwevenheid kan worden aangenomen onder meer rekening moet worden gehouden met de afstand tussen de woning van betrokkene en het natuurgebied. Als het Natura 2000-gebied deel uitmaakt van de woon- en leefomgeving van betrokkene, dan is in beginsel sprake van verwevenheid als hiervoor bedoeld.
De afstand van de woningen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen tot aan het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied bedraagt 700 m en meer. De Afdeling is van oordeel dat er geen sprake is van een duidelijke verwevenheid tussen de belangen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen bij behoud van een goede kwaliteit van hun woon- en leefklimaat en de belangen ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in die gebieden. De Afdeling zal de beroepsgronden over stikstof van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] dus niet inhoudelijk behandelen, maar de beroepsgronden van de Stichting hierover wel.
11.3.  De Afdeling heeft in haar uitspraak van 18 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3845, onder 5.11, overwogen dat de uitstoot van NOx (kaarsen en olielampen) en de uitstoot van NH3 (mens en dier) in lijn met de Instructie gegevensinvoer geen aan de bouw of het gebruik van een specifieke woning toe te rekenen emissies zijn. Verder heeft de Afdeling in die uitspraak overwogen dat de RIVM-methode, waarnaar ook de Stichting verwijst, is opgesteld met een ander doel dan de Instructie gegevensinvoer, die is bedoeld als instructie voor het maken van specifieke stikstofberekeningen die worden verricht bij plannen en projecten om te kunnen aantonen dat wordt voldaan aan artikel 2.8 van de Wnb, gelezen in samenhang met artikel 2.7 van de Wnb. De RIVM-methode is in 2019 opgesteld in het kader van de aanpak van de stikstofproblematiek, waarbij het RIVM verkennende berekeningen heeft gemaakt om de betrokken ministers inzicht te geven in het effect van de verschillende stikstofmaatregelen. Vanwege dit verschil in doel en benadering tussen de RIVM-methode en de Instructie gegevensinvoer, kan dan ook niet worden gesteld dat de raad verplicht was om op het punt van de emissies vanwege mens en dier af te wijken van de Instructie gegevensinvoer.
De Stichting heeft niet gemotiveerd bestreden waarom wat is overwogen in de uitspraak van 18 november 2023 niet kan worden gevolgd. De Afdeling ziet gelet hierop dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat bij de berekening van de stikstofemissies in de gebruiksfase ten onrechte niet bij de uitgangspunten van het RIVM is aangesloten.
11.4.  Ook heeft de Afdeling eerder overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1743, onder 8.2, dat voorop staat dat de raad in een onderzoek naar de gevolgen van een bestemmingsplan moet uitgaan van reële en aannemelijke uitgangspunten, maar dat die uitgangspunten niet per se in het plan geborgd hoeven te worden. De raad heeft toegelicht dat er vanwege duurzaamheidseisen stikstofneutraal gebouwd zal worden. [bedrijf] heeft benadrukt dat er geen voorzieningen voor warmtebronnen zoals een pallet- of houtkachel in de woningen aangebracht zullen worden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad het niet reëel en aannemelijk hoeven achten dat de woningen in het plangebied zullen worden verwarmd door aparte energiebronnen zoals pallet- of houtkachels.
11.5.  De Afdeling ziet geen aanleiding om de stichting te volgen in de niet onderbouwde stelling dat de uitstoot in de bouwfase geen 0,0 mol/ha/j zal bedragen. In de stikstofberekening van 30 januari 2025 is geconcludeerd dat voor zowel de bouwfase als de gebruiksfase van het voornemen geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. De Afdeling heeft er begrip voor dat de Stichting in haar beroepsschrift niets heeft aangevoerd over de bouwfase vanwege de vrijstelling voor de bouwfase die eerder werd toegepast, maar de Stichting heeft hier ook niets over aangevoerd in haar nadere stukken en op de zitting geen onderbouwing gegeven. De raad heeft onderbouwd dat er geen belemmeringen bestaan om zo te bouwen dat de uitstoot in de bouwfase 0,00 mol/ha/j zal bedragen.
Het betoog slaagt niet.
Beplantingsplan
12.     [appellant sub 2] betoogt dat ten onrechte niet is geborgd dat de huizen in het zuidelijk plandeel worden gebouwd als schuurwoningen en dat de omgeving wordt ingericht zoals opgenomen in het beplantingsplan.
12.1.  De raad wijst erop dat gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan ook een beeldkwaliteitsplan is vastgesteld. Uit dit beeldkwaliteitsplan blijkt hoe de woningen vorm moeten worden gegeven. In het beeldkwaliteitsplan staan kaders en diverse referentiebeelden opgenomen waaruit blijkt dat in het zuidelijke deel de nieuw te bouwen woningen als schuurwoningen vormgegeven moeten worden. De uitvoering van het beplantingsplan is volgens de raad geborgd door middel van een voorwaardelijke verplichting.
12.2.  Artikel 9.2 van de planregels luidt:
"Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, mits wordt voldaan aan de beeldkwaliteitscriteria zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels en voorts met inachtneming van de volgende regels:
[…]."
Artikel 10.2 van de planregels luidt:
"Op de voor 'Wonen - Woonhuizen' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, mits wordt voldaan aan de beeldkwaliteitscriteria zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels en voorts met inachtneming van de volgende regels:
[…]."
Artikel 14.2.1 luidt:
"verplichting
a. onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik van en in het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken binnen de bestemmingen 'Bos', 'Groen', 'Wonen' en 'Wonen - Woonhuizen' overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Stedenbouwkundig plan.
b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken binnen de bestemmingen 'Bos', 'Groen', 'Wonen' en 'Wonen - Woonhuizen' overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen drie jaar na de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Stedenbouwkundig plan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing".
12.3.  In artikel 14.2 van de regels van het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die regelt dat de gronden met onder meer de bestemming "Wonen" in gebruik genomen mogen worden onder de voorwaarde dat er binnen drie jaar na de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen in overeenstemming met het in Bijlage 1 opgenomen Stedenbouwkundig plan om te komen tot een goede landschappelijke inpassing. Het Stedenbouwkundig plan bevat een beplantingsplan. Er is naar het oordeel van de Afdeling op deze manier voldoende geborgd dat de omgeving wordt ingericht zoals aangegeven in het beplantingsplan in het Stedenbouwkundig plan. Op het punt dat [appellant sub 2] er op de zitting op heeft gewezen dat hij er alsnog geen vertrouwen in heeft dat het groen daadwerkelijk wordt aangelegd, wijst de Afdeling erop dat hij in dat geval een handhavingsverzoek kan indienen.
De in artikel 9.2 en 10.2 genoemde bijlage 2 is het beeldkwaliteitsplan. De uitvoering volgens de criteria uit het beeldkwaliteitsplan is via de artikelen 9.2 en 10.2 van de planregels geborgd. Hierin is opgenomen hoe de woningen vormgegeven moeten worden.
Het betoog slaagt niet.
Uitzicht
13.     [appellant sub 2] betoogt dat de voorziene bebouwing zijn uitzicht onevenredig zal aantasten.
13.1.  De Afdeling stelt voorop dat er geen recht op vrij uitzicht bestaat. De Afdeling overweegt dat het plan leidt tot enige verandering van het uitzicht van [appellant sub 2], maar dat deze aantasting niet zo onevenredig is dat de raad het plan daarom niet heeft mogen vaststellen. Aan het zuidelijke deel van het plandeel dat het dichtst bij de woning van [appellant sub 2] ligt, is de bestemming "Bos" en "Agrarisch met waarden - landschap" toegekend. De afstand van de gronden van [appellant sub 2] met een woonbestemming tot de dichtstbijzijnde gronden in het plangebied waaraan een woonbestemming is toegekend bedraagt ongeveer 115 m (en 125 m tot de woning van [appellant sub 2]). Ook betrekt de Afdeling bij haar oordeel dat in het stedenbouwkundig plan is opgenomen dat er groen tussen de woning van [appellant sub 2] en de nieuwe woningen zal komen, wat ook via een voorwaardelijke verplichting is geborgd in de planregels. Daarnaast zal het uitzicht van [appellant sub 2] alleen in de noordwestelijke richting veranderen, en niet in de andere richtingen.
Het betoog slaagt niet.
Nota van zienswijzen
14.     De Stichting en [appellant sub 3] en anderen verzoeken om de inhoud van hun zienswijzen als herhaald en ingelast te beschouwen. De Stichting en [appellant sub 2] voeren aan dat de raad summier heeft gereageerd op enkele punten uit hun zienswijze. Volgens [appellant sub 2] is het persoonlijke deel van zijn zienswijze niet goed teruggekomen in de vertaling naar een samenvatting. Zijn zienswijze is niet goed en volledig samengevat.
14.1.  Op het punt dat De Stichting en [appellant sub 3] en anderen verzoeken om de inhoud van hun zienswijzen als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de nota van zienswijzen en wijzigingen behorende bij het bestreden besluit uitgebreid is ingegaan op deze zienswijzen. Niet is gebleken dat de beantwoording van de zienswijzen onvoldoende is gemotiveerd. Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
De betogen slagen niet.
Conclusie
15.     De beroepen zijn ongegrond.
16.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van der Kolk, griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Van der Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025
944