202403077/1/A3.
Datum uitspraak: 6 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Mediahuis Regionaal B.V., gevestigd in Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2024 in zaak nr. 23/3700 in het geding tussen:
Mediahuis Regionaal B.V.
en
het college van burgemeester en wethouders van Hoorn.
Procesverloop
Bij mondelinge uitspraak van 13 maart 2024 heeft de rechtbank het door Mediahuis Regionaal B.V. gedane verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft Mediahuis Regionaal B.V. hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Mediahuis Regionaal B.V. heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2025, waar Mediahuis Regionaal B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], rechtsbijstandverlener in Amsterdam, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [gemachtigde] heeft het college op 18 april 2023 namens onder andere Mediahuis Regionaal B.V. op grond van de Wet open overheid (hierna: Woo) verzocht om alle interne en externe correspondentie over de opvang van asielzoekers in de regio West-Friesland. Op 2 juni 2023 heeft Mediahuis Regionaal B.V. het college in gebreke gesteld en verzocht een beslissing te nemen. Diezelfde dag en op 16 juni 2023 heeft het college deelbesluiten 1 en 2 genomen. Op 19 juni 2023 heeft Mediahuis Regionaal B.V. beroep bij de rechtbank ingesteld wegens niet tijdig beslissen op haar verzoek. Op 14 en 18 juli, 11 augustus, en 1 september 2023 heeft het college deelbesluiten 3 tot en met 6 genomen. Mediahuis Regionaal B.V. heeft daarop het beroep ingetrokken en op de voet van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verzocht om vergoeding van proceskosten.
Oordeel rechtbank
2. De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen. Volgens de rechtbank zou het beroep namelijk om meerdere redenen niet-ontvankelijk zijn geweest. Ten eerste heeft [gemachtigde], hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet een toereikende machtiging overgelegd dat hij Mediahuis Regionaal B.V. in beroep mocht vertegenwoordigen. Ten tweede heeft het college binnen de termijn van twee weken na de ingebrekestelling op het Woo-verzoek besloten. Omdat er al was beslist, kon geen beroep meer worden ingesteld wegens niet tijdig beslissen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de handelswijze van [gemachtigde] met het verzenden van een ingebrekestelling aan misbruik van procesrecht raakte, omdat het college met Mediahuis Regionaal B.V. afspraken had gemaakt over de besluitvorming. Ook daarom bestond er volgens de rechtbank geen reden voor een proceskostenveroordeling ten laste van het college.
Hoger beroep
Ontvankelijkheid hoger beroep
3. Het college stelt dat het hoger beroep van Mediahuis Regionaal B.V. niet-ontvankelijk is, omdat de machtiging van [gemachtigde] onjuist is.
De Afdeling overweegt dat Mediahuis Regionaal B.V. in hoger beroep een nieuwe machtiging heeft overgelegd. Het college heeft die machtiging niet betwist. Er is geen aanleiding om het hoger beroep om die reden niet-ontvankelijk te verklaren.
Was de machtiging in beroep onjuist?
4. Mediahuis Regionaal B.V. betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de in beroep overgelegde machtiging voor [gemachtigde] onjuist was. De in beroep overgelegde volmacht was geldig en toereikend. De rechtbank heeft weliswaar geïnformeerd naar de personen [persoon A], die de machtiging ondertekende, en [persoon B], die bevoegd is tot ondertekening, maar zij heeft nooit blijk gegeven van twijfel of de machtiging juist was, ook niet ter zitting.
4.1. Artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb luidt: "In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard."
4.2. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat een grond voor proceskostenveroordeling gelegen kan zijn in de omstandigheid dat het desbetreffende bestuursorgaan aan de betrokkene is tegemoetgekomen. Het is ook vaste rechtspraak van de Afdeling dat wanneer hangende de procedure tegen het uitblijven van een tijdig besluit alsnog een besluit wordt genomen, dit wordt aangemerkt als tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Hiervoor is wel van belang dat is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van een beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit. Als niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit, bestaat geen recht op een vergoeding van proceskosten. Zie onder meer de uitspraken van de Afdeling van 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:273, en van 3 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1753. 4.3. Uit het dossier blijkt het volgende. Na ontvangst van het beroep heeft de rechtbank Mediahuis Regionaal B.V. op 22 juni 2023 verzocht een machtiging en een uittreksel uit het handelsregister toe te zenden. Daarop is een machtiging van 20 juni 2023 overgelegd waarin [persoon A], namens Mediahuis Regionaal B.V., [gemachtigde] onder meer machtigt om de beroepsprocedure te voeren. Uit twee overgelegde uittreksels uit het handelsregister volgt dat [persoon C] en [persoon B] de zelfstandig bevoegde bestuurders zijn van Mediahuis NL B.V. en dat Mediahuis Nederland B.V. de bestuurder is van Mediahuis Regionaal B.V.
De rechtbank heeft in haar brief van 6 juli 2023 voor vier andere beroepsprocedures van Mediahuis Regionaal B.V. verzocht een volmacht na te sturen, omdat de ondertekenaar van de volmachten in die zaken niet bevoegd was die af te geven. In diezelfde brief heeft de rechtbank voor twee zaken, waaronder de voorliggende zaak nr. 23/3700, medegedeeld: "Het is de rechtbank niet duidelijk of [persoon A] en [persoon B] één en dezelfde persoon zijn. Ik verzoek u hierover duidelijkheid te verschaffen. Zo nodig verzoek ik u ook in de procedures HAA 23/2697 en HAA 23/3700 een juiste volmacht te sturen. […] Ik verzoek u binnen twee weken na de datum van verzending van deze brief te reageren. Voldoet u niet aan dit verzoek dan kan de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk verklaren." [gemachtigde] heeft daarop een machtiging van 13 juli 2023 overgelegd waarin [persoon C] en [persoon B], indirect namens Mediahuis Regionaal B.V., [gemachtigde] onder meer machtigen om de beroepsprocedure te voeren.
Blijkens de zittingsaantekeningen heeft de rechtbank ter zitting aan [gemachtigde] voorgehouden dat de benamingen en KvK-nummers van Mediahuis NL B.V. en Mediahuis Nederland B.V. in de uittreksels uit het handelsregister van elkaar afwijken. [gemachtigde] is op de zitting daarop niet inhoudelijk ingegaan, maar heeft wel gesteld dat de volmacht rechtsgeldig is. In het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak staat dat van de bestuurder van Mediahuis Regionaal B.V., te weten Mediahuis Nederland B.V., geen uittreksel is overgelegd. Mediahuis Nederland B.V. en Mediahuis NL B.V. zijn gelet op hun benaming en verschillende KvK-nummers niet dezelfde rechtspersoon. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, is niet een toereikende machtiging overgelegd om Mediahuis Regionaal B.V. te vertegenwoordigen in beroep, aldus de rechtbank.
4.4. De Afdeling is het met de rechtbank eens dat de in beroep overgelegde machtigingen er onvoldoende blijk van gaven dat [gemachtigde] gerechtigd was om Mediahuis Regionaal B.V. te vertegenwoordigen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat Mediahuis Nederland B.V. en Mediahuis NL B.V. niet dezelfde rechtspersoon zijn. Uit de overgelegde stukken volgde daarom niet dat [persoon C] en [persoon B], als bestuurders van Mediahuis NL B.V., bevoegd waren om namens Mediahuis Regionaal B.V., [gemachtigde] te machtigen om de beroepsprocedure te voeren.
In haar brief van 6 juli 2023 heeft de rechtbank de verschillende benamingen van Mediahuis Nederland B.V., te weten de bestuurder van Mediahuis Regionaal B.V., en Mediahuis NL B.V., waarvan het KvK-uittreksel was overgelegd, niet opgemerkt en niet als een verzuim aangemerkt. De brief gaf er alleen blijk van dat, als [persoon A] en [persoon B] één en dezelfde persoon waren, er wat betreft de rechtbank op juiste wijze was gemachtigd. De rechtbank heeft [gemachtigde] pas op de zitting voor het eerst gewezen op de verschillende benamingen van de B.V.’s. Daargelaten nog dat uit een oogpunt van zorgvuldigheid als uitgangspunt geldt dat de mededeling als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb schriftelijk wordt gedaan, is [gemachtigde] niet gewaarschuwd voor een niet-ontvankelijkverklaring op dit punt en is hem ook geen termijn geboden om dit verzuim te herstellen. Naar het oordeel van de Afdeling had de rechtbank ten tijde van de mondelinge uitspraak het beroep niet om deze reden niet-ontvankelijk kunnen verklaren. Deze grond heeft de rechtbank daarom ten onrechte aan de afwijzing van het verzoek om een proceskostenvergoeding ten grondslag gelegd.
Het betoog slaagt in zoverre.
Was tijdig op het Woo-verzoek beslist?
5. Mediahuis Regionaal B.V. betoogt dat ten tijde van het instellen van het beroep wegens niet tijdig beslissen niet volledig op het verzoek was beslist. Er waren alleen twee deelbesluiten genomen. Daarmee stond voor haar de beroepsgang wel degelijk open. Een andere opvatting zou volgens Mediahuis Regionaal B.V. betekenen dat met een (beperkt) deelbesluit de wettelijke beslistermijn voor de rest van het verzoek kan worden omzeild.
5.1. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de beslistermijn om op het Woo-verzoek te beslissen per e-mail van 18 mei 2023 heeft verlengd tot 1 juni 2023. Op 2 juni 2023 is een ingebrekestelling verstuurd en de termijn om alsnog op het verzoek te beslissen verstreek twee weken later. Er zijn binnen de termijn van twee weken weliswaar twee deelbesluiten genomen, maar het college heeft toen niet volledig op het verzoek besloten. Naar het oordeel van de Afdeling is een gefaseerde besluitvorming onder de Woo toegestaan. Zoals de Afdeling echter eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 20 oktober 2021, 202105166/1/A3, ECLI:NL:RVS:2021:2348, onder 12.3), maakt het nemen van een deelbesluit binnen de wettelijke termijn niet dat dat binnen de termijn op het verzoek is besloten. Mediahuis Regionaal B.V. voert terecht aan dat een andere opvatting zou betekenen dat met een beperkt deelbesluit de wettelijke besluittermijn voor de rest van het verzoek kan worden omzeild. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat op 19 juni 2023 geen beroep wegens niet tijdig beslissen kon worden ingesteld. Ook dit betoog slaagt.
Overweging ten overvloede
6. Mediahuis Regionaal B.V. stelt dat de overweging ten overvloede die de rechtbank in het proces-verbaal heeft opgenomen in haar mondelinge uitspraak niet voorkwam. Ter zitting bij de Afdeling is besproken dat [gemachtigde] zich door dit deel van de uitspraak overvallen voelde. Omdat de uitspraak bovendien op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, vreest hij nadelige gevolgen daarvan. Hoewel het invoelbaar is dat [gemachtigde] zich op dit punt benadeeld voelt, heeft Mediahuis Regionaal B.V. in hoger beroep geen belang heeft bij beoordeling van de overwegingen ten overvloede. Die zijn niet aan het dictum ten grondslag gelegd. De gronden daartegen behoeven daarom geen bespreking. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 19 november 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AN8368. Conclusie hoger beroep
7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het verzoek om proceskosten beoordelen.
Verzoek om proceskosten
8. Mediahuis Regionaal B.V. heeft het beroep bij de rechtbank ingetrokken, omdat het college alsnog volledig op haar Woo-verzoek heeft besloten. Hiermee is het college aan Mediahuis Regionaal B.V. tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. Gesteld noch gebleken is dat aan andere vereisten voor het instellen van een beroep wegens het niet tijdig beslissen, niet is voldaan. De Afdeling zal het verzoek toewijzen.
Proceskosten
9. Het college moet de proceskosten vergoeden.
9.1. Omdat het beroep was gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, past de Afdeling over het beroep wegingsfactor 0,5 toe.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2024 in zaak nr. 23/3700;
III. wijst het verzoek om proceskostenvergoeding toe;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Hoorn tot vergoeding van bij Mediahuis Regionaal B.V. in verband met de behandeling van het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Hoorn tot vergoeding van bij Mediahuis Regionaal B.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Hoorn aan Mediahuis Regionaal B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van € 924,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Konings
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2025
612