ECLI:NL:RVS:2025:3785
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
Op 12 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag was op 12 november 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. De appellant had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 14 januari 2025 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaard. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 16 april 2025 het beroep ongegrond verklaarde. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. De Afdeling bevestigde dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, eerder door de Afdeling was beantwoord in een uitspraak van 9 juli 2025. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.