ECLI:NL:RVS:2025:3785

Raad van State

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
202502657/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

Op 12 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag was op 12 november 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. De appellant had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 14 januari 2025 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaard. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 16 april 2025 het beroep ongegrond verklaarde. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. De Afdeling bevestigde dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, eerder door de Afdeling was beantwoord in een uitspraak van 9 juli 2025. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202502657/1/V2.
Datum uitspraak: 12 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 16 april 2025 in zaak nr. NL25.2617 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2024 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 14 januari 2025 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 april 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, advocaat in Arnhem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 9 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3171, over het opnieuw toepassen van het mvv-vereiste als zelfstandige grond voor afwijzing van een door een Turkse onderdaan ingediende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor het verrichten van arbeid als zelfstandige). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van N. Capel LLM, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Capel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2025
1024