ECLI:NL:RVS:2025:3789
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
Op 12 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 22 maart 2023 de aanvraag van de appellant afgewezen. Hiertegen maakte de appellant bezwaar, maar de minister verklaarde dit bezwaar op 9 januari 2025 ongegrond. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 16 april 2025 het beroep van de appellant ongegrond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De Raad bevestigde dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was eerder door de Afdeling was beantwoord, en dat er geen aanleiding was om in dit geval anders te oordelen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.