ECLI:NL:RVS:2025:398
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie
Op 5 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 19 augustus 2024 niet in behandeling was genomen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 5 december 2024 het beroep gegrond verklaarde en de minister opdroeg een nieuw besluit te nemen. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het hoger beroep van de minister nader onderzoek vereist, vooral in het licht van eerdere zaken die op 10 december 2024 zijn behandeld, waarin het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor België aan de orde kwam. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat de minister de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit betekent dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort met ingang van de dag na de bekendmaking van deze uitspraak. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.