ECLI:NL:RVS:2025:4050

Raad van State

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
BRS.25.000972
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 26 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De zaak betreft een aanvraag van een betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die eerder op 26 augustus 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd. Echter, op 13 december 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een verzoek van de betrokkene om bestuurlijke heroverweging van een eerder besluit afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft op 7 juli 2025 het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met uitzondering van de ingangsdatum van de verblijfsvergunning. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de minister in de gelegenheid gesteld om de belangen van zowel de minister als de betrokkene te overwegen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten dat de minister geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit besluit is genomen om de rechtspositie van de betrokkene te waarborgen en om te voorkomen dat er onomkeerbare gevolgen zouden optreden voordat er een definitieve uitspraak is gedaan. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025.

Uitspraak

BRS.25.000972
Datum uitspraak: 26 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 7 juli 2025 in zaak nr. NL22.19029 in het geding tussen:
[betrokkene 1] en [betrokkene 2],
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 26 augustus 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van betrokkene om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, ingewilligd.
Bij aanvullend besluit van 13 december 2024 heeft de minister een verzoek van betrokkene om bestuurlijke heroverweging van een besluit van 29 maart 2019, afgewezen.
Bij uitspraak van 7 juli 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 26 augustus 2022 vernietigd, voor zover dat ziet op de ingangsdatum van de verblijfsvergunning, het aanvullend besluit van 13 december 2024 vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op het verzoek om bestuurlijke heroverweging neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkene heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.        De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.        Gelet op de belangen die de minister en betrokkene naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.        De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier.
w.g. Soffers
voorzieningenrechter
w.g. Pronk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2025
1028