202400380/1/R3.
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend in Delft,
2. Vereniging Natuurlijk Delfland, gevestigd in Delft,
3. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], wonend in Delft,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Delft,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "TS-MS Station Delft" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], Natuurlijk Delfland en [appellanten sub 3] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Stedin Netbeheer B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant sub 1], Natuurlijk Delfland en [appellanten sub 3] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting op 11 juni 2025, waar [appellant sub 1], [appellant sub 3B] en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.A. Koopman, zijn verschenen. Voorts is op die zitting Stedin Netbeheer B.V., vertegenwoordigd door mr. G. van den End en [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 8 augustus 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan maakt de bouw van een nieuw transformator- en verdeelstation mogelijk op de locatie Kerkpolderweg aan de zijde van de Kruithuisweg (hierna: het plangebied). Het gaat om een nutsvoorziening van Stedin. Met het station wordt beoogd om de energievoorziening van de wijken Tanthof en een deel van de wijk Buitenhof te kunnen blijven garanderen en om in de toekomstige capaciteitsbehoefte van het pompstation van WarmtelinQ te voorzien.
3. [appellant sub 1] woont aan de [locatie 1] in Delft. Hij kan zich met name niet vinden in de gekozen locatie voor het transformator- en verdeelstation en de inpassing daarvan in de omgeving.
4. [appellanten sub 3] wonen aan de [locatie 2] in Delft. Ook zij hebben voornamelijk bezwaren tegen de gekozen locatie voor het transformator- en verdeelstation en de inpassing daarvan in de omgeving.
5. Natuurlijk Delfland is een vereniging die onder andere als doelstelling heeft het bijdragen aan de natuur- en landschapsbescherming in de ruimste zin. Het werkgebied van de vereniging omvat de gemeenten Westland, Midden-Delfland, Delft, Rijswijk, Ypenburg-Leidschenveen (Den Haag), Pijnacker-Nootdorp en Lansingerland.
Toetsingskader
6. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Ontvankelijkheid
Procesbelang
7. De raad stelt dat het college van burgemeester en wethouders van Delft bij besluit van 26 september 2024 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de bouw van het nieuwe schakelgebouw en de trafocellen binnen het plangebied en dat deze vergunning inmiddels onherroepelijk is. Daarom hebben appellanten volgens de raad geen procesbelang bij een uitspraak op hun beroepen tegen het bestemmingsplan en moeten de beroepen niet-ontvankelijk verklaard worden. De raad wijst in het kader van dit verweer op de zogenaamde Tegelen-jurisprudentie.
7.1. Onder verwijzing naar de uitspraak van 2 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP6365, overweegt de Afdeling dat de door de raad genoemde omstandigheid geen aanleiding geeft voor het oordeel dat appellanten niet langer belang hebben bij een uitspraak op hun beroepen tegen het plan, omdat een bestemmingsplan zich leent voor herhaalde toepassing. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding om de beroepen van appellanten niet-ontvankelijk te achten. Zijn [appellanten sub 3] belanghebbenden bij het besluit van de raad en is hun beroep ontvankelijk?
8. De raad stelt dat [appellanten sub 3] geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. Volgens de raad ondervinden [appellanten sub 3] geen feitelijke gevolgen van enige betekenis. Dat komt omdat de afstand vanaf het perceel [locatie 2] tot het plangebied meer dan 100 m is en er geen of slechts zeer beperkt zicht is vanaf de [locatie 2] op de op te richten bebouwing. De raad verwijst hiervoor naar bijlages 4 en 5 bij zijn verweerschrift. Daardoor wordt er niet voldaan aan het afstands- en zichtcriterium dat volgt uit bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2396, onder 2.2. [appellanten sub 3] hebben ook geen zienswijze ingediend, wat betekent dat hun beroep niet ontvankelijk is. Daarom moet inhoudelijke behandeling van hun beroep achterwege blijven.
8.1. [appellanten sub 3] hebben geen zienswijze ingediend. Aan belanghebbenden wordt in omgevingsrechtelijke zaken niet tegengeworpen dat zij niet of niet tijdig een zienswijze naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit (zie de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786). De Afdeling zal daarom beoordelen of zij belanghebbenden zijn bij het besluit. 8.2. In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, kijkt de Afdeling naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Zij bekijkt die factoren zo nodig in onderlinge samenhang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
8.3. De Afdeling stelt vast dat de afstand van het perceel van [appellanten sub 3] tot het plangebied ongeveer 111 m is. Op grond van artikel 3.3.1 van de planregels mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd met een maximale hoogte van 15 m. Het bouwvlak is ongeveer 65 m lang en 16 m breed, en heeft daarmee een oppervlakte van ongeveer 1.000 m2. Op grond van artikel 3.3.2 van de planregels mogen buiten het bouwvlak overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van 15 m gebouwd worden. Het plangebied is ongeveer 76 m lang en 23 m breed.
8.4. Gelet op het formaat van het bouwvlak, de maximale bouwhoogtes van gebouwen en andere bouwwerken, en het feit dat [appellanten sub 3] vanaf hun perceel tegen de lange kant van de geplande bebouwing aankijkt, overweegt de Afdeling dat het niet is uit te sluiten dat [appellanten sub 3] zicht zullen hebben op de bebouwing die met het plan mogelijk gemaakt wordt. Daarbij neemt de Afdeling met name de maximaal toegestane bouwhoogte van 15 m in aanmerking, waardoor zicht op de bebouwing ook mogelijk is boven de bomen die tussen het perceel van [appellanten sub 3] en het plangebied staan. Daarnaast zijn niet alle bomen die tussen het perceel van [appellanten sub 3] en het plangebied staan bladhoudend, waardoor zeker in de winter sprake is van direct uitzicht op de geplande bebouwing.
Ondanks dat de afstand vanaf hun perceel tot het plangebied meer dan 100 m bedraagt, acht de Afdeling het daarom niet uitgesloten dat [appellanten sub 3] vanwege het zicht op de bebouwing feitelijke gevolgen van enige betekenis kunnen ondervinden. De Afdeling komt daarom tot het oordeel dat [appellanten sub 3] belanghebbenden zijn bij het besluit.
Het beroep van [appellanten sub 3] is daarom ontvankelijk en de Afdeling zal dit inhoudelijk behandelen.
Beroepsgronden
Nieuwe beroepsgronden strijd met de goede procesorde
9. Natuurlijk Delfland heeft in haar nader stuk van 29 mei 2025 beroepsgronden aangevoerd over onvoldoende ecologisch onderzoek, strijd met het beleid "Bijzonder Provinciaal Landschap Midden-Delfland" en strijd met beleid over het autolouw maken van de Kerkpolderweg, die zij niet eerder naar voren heeft gebracht.
9.1. Natuurlijk Delfland heeft deze gronden meer dan tien dagen voor de zitting naar voren gebracht. Maar de mogelijkheid om nieuwe gronden naar voren te brengen, wordt ook begrensd door de goede procesorde. Er is sprake van strijd met de goede procesorde als de nieuwe gronden zo laat wordt ingediend en/of zodanig complex of omvangrijk zijn, dat de andere partijen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren, de Afdeling wordt belemmerd in haar voorbereiding van de zitting of de goede voortgang van de procedure daardoor op een andere wijze wordt belemmerd. Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2853, onder 5. 9.2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft Natuurlijk Delfland de onder 9 genoemde gronden zodanig laat in de procedure naar voren gebracht, dat de raad daarop onvoldoende heeft kunnen reageren en de Afdeling daardoor is belemmerd in haar voorbereiding van de zitting. Daarom laat de Afdeling deze gronden wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing.
Participatie
10. [appellant sub 1] betoogt dat bewoners door gebrek aan tijdige informatie geen mogelijkheid hebben gehad om mee te denken over het bouwplan, de locatie en de omgeving. Er was geen sprake van participatie, inspraak of zelfs informatie.
10.1. Het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het niet bieden van inspraak in die eerdere fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.
Voor zover [appellant sub 1] betoogt dat hij als belanghebbende persoonlijk op de hoogte gebracht had moeten worden van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit, overweegt de Afdeling dat er is voldaan aan de wettelijke vereisten voor de kennisgeving van de terinzagelegging. In de Wro of in een ander wettelijk voorschrift valt geen bepaling aan te wijzen op grond waarvan het gemeentebestuur in een geval als hier aan de orde verplicht is eventuele belanghebbenden persoonlijk in kennis te stellen van de terinzagelegging van een ontwerpplan.
Het betoogt slaagt niet.
Toezeggingen overleg
11. Natuurlijk Delfland, [appellant sub 1], en [appellanten sub 3] betogen dat de raad bepaalde toezeggingen heeft gedaan maar niet is nagekomen.
Volgens Natuurlijk Delfland zou er voor de vaststelling van het plan overleg en overeenstemming plaatsvinden met Natuurlijk Delfland, Vogelwacht Delft en Bewonersverenging Heel Tanthof Delft over de natuurinclusieve inrichting van de gebouwen, de bestemming van de af te stoten locatie van het bestaande transformatorstation aan de Sadatweg en de als compensatie toegezegde aanwijzing als bestemming Natuur van het Uilenbosje. Deze toezegging blijkt uit het raadsbesluit en de plantoelichting (pagina 71). Omdat deze afspraak niet is nagekomen, is Natuurlijk Delfland in haar belangen geschaad en voelt zij zich gedwongen terug te vallen op haar bezwaren tegen het plan.
Volgens [appellant sub 1] en [appellanten sub 3] is de gemeente in de toegezegde overleggen over de inpassing van het kavel ten noorden van het plangebied niet behulpzaam geweest en heeft de gemeente inmiddels ook al een half jaar niets laten horen. [appellant sub 1] vreest daarom dat er niets zal gebeuren en dat de gemeente en Stedin elkaar verantwoordelijk zullen houden voor de inpassing.
11.1. De raad stelt zich op het standpunt dat overleggen over de uitwerking van compenserende maatregelen in de ecologische zone en over maatregelen ten noorden van het transformator- en verdeelstation al zijn opgestart, maar dat er niet is toegezegd dat er overeenstemming moet worden bereikt of dat het Uilenbosje een natuurbestemming krijgt.
Verder stelt de raad dat de uitwerking van de inrichting van het kavel ten noorden van het plangebied in overleg met omwonenden plaatsvindt.
Op de zitting heeft de raad toegelicht dat Stedin een financiële afdracht heeft gedaan voor natuurcompensatie. De raad stelt nog in het ontwerpproces te zijn voor de inrichting van het kavel ten noorden van het plangebied. Wel heeft de raad op de zitting bevestigd dat het geld is geoormerkt voor natuurcompensatie door inrichting van dat noordelijk kavel, toegezegd dat er verder overleg zal plaatsvinden met de omwonenden, en dat de raad als grondeigenaar van plan is om een laan met bomen te planten langs de Kerkpolderweg om, als er voor [appellant sub 1] en [appellanten sub 3] al sprake is van zicht op het transformator- en verdeelstation, dit zicht nog meer weg te nemen.
11.2. Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij/zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe.
11.3. De door Natuurlijk Delfland genoemde toezegging luidt:
"In antwoord hierop heeft Stedin aangegeven het ontwerp van het transformatorstation, de groen compensatie en de inpassing in de omgeving de komende maanden verder uit te werken in samenspraak met de gemeente Delft, Natuurlijk Delfland en De Vogelwacht."
11.4. Uit bovenstaande passage volgt geen toezegging van de raad om voor de vaststelling van het plan in overleg te gaan met Natuurlijk Delfland of om overeenstemming te bereiken. Ook volgt daar niet uit dat er overleg zou zijn over de bestemming van de af te stoten locatie van het bestaande transformatorstation aan de Sadatweg of de als compensatie toegezegde aanwijzing als bestemming Natuur van het Uilenbosje. Voor zover Natuurlijk Delfland aanvoert dat deze toezeggingen wel gedaan zouden zijn, is de Afdeling van oordeel dat zij dat niet aannemelijk heeft gemaakt.
In zoverre slaagt het betoog niet.
11.5. De Afdeling ziet in wat Natuurlijk Delfland verder heeft aangevoerd over de bovenstaande toezegging ook geen aanleiding om over te gaan tot vernietiging van het plan. De Afdeling overweegt daartoe dat de toezegging alleen Stedin bindt en niet de raad. Daarnaast zijn geen concrete maatregelen, afspraken of resultaten toegezegd, maar enkel dat overleg zal plaatsvinden. Tot slot gaat het overleg ook (grotendeels) over aspecten van uitvoering.
Het betoog slaagt niet.
11.6. In wat [appellant sub 1] en [appellanten sub 3] hebben aangevoerd ziet de Afdeling ook geen aanleiding voor vernietiging van het plan. Voor zover er is toegezegd dat er overleg zou plaatsvinden, heeft dit overleg plaatsgevonden. Dat dit niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd, betekent niet dat er niet is voldaan aan de toezegging. Verder neemt de Afdeling ook de op zitting gemaakte toezegging van de raad over de inrichting van het kavel te noorden van het plangebied in aanmerking.
Het betoog slaagt niet.
Alternatieve locaties
12. Natuurlijk Delfland, [appellant sub 1], en [appellanten sub 3] betogen dat de raad ten onrechte heeft gekozen voor de voorliggende locatie en andere meer geschikte locaties zonder deugdelijke motivering heeft afgewezen.
Natuurlijk Delfland voert aan dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet voor het "Uilenbosje", een perceel ten zuiden van de Kruithuisweg langs de Laan der Verenigde Naties, is gekozen. Volgens Natuurlijk Delfland zijn er meerdere voordelen aan die locatie, waaronder een betere mogelijkheid voor natuurinclusieve inpassing, goedkoper voor Stedin en minder ruimtegebruik. Ook is de argumentatie van de raad waarom niet voor het Uilenbosje is gekozen tegenstrijdig. In de nota "Locatie uitbreiding transformatorstation Tanthof" van 1 april 2021, bijlage 1 bij het beroepschrift, staat eerst onder het kopje "Economie" dat het Uilenbosje gereserveerd is voor bedrijfsdoeleinden en er om die reden niet gebouwd kan worden. Vervolgens staat onder het kopje "Ecologie" verderop dat het Uilenbosje ecologisch waardevol is en een bestemming heeft als primaire en secundaire ecologische zone en van grote recreatieve betekenis is voor bewonen en er om die reden niet gebouwd kan worden.
[appellant sub 1] en [appellanten sub 3], voeren aan dat de raad zonder een deugdelijke motivering het perceel langs de zuidzijde van de Kruithuisweg, kadastraal bekend als Delft sectie Y, nummer 375, als locatie heeft afgewezen. Op die locatie ligt het transformator- en verdeelstation grotendeels uit het zicht van wandelaars in het Kerkpolderpark, ingeklemd tussen hoge opritten, en is er voldoende ruimte om beplanting aan te leggen voor een groen scherm waarmee het aan het zicht wordt onttrokken. De raad heeft ook nooit concreet antwoord gegeven op de vraag waarom niet voor deze locatie is gekozen. In de nota van zienswijzen is gezegd dat op de bebouwing op die locatie de "robuustheid van het gebied vermindert". [appellant sub 1] vindt dit een nietszeggende antwoord.
[appellant sub 1] voert ook aan dat er ten onrechte geen mogelijkheid is geweest om mee te denken over de locatie, omdat de locatiekeuze al vaststond voordat het ontwerpplan ter inzage was gelegd.
12.1. De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.
12.2. De raad stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een weloverwogen locatiekeuze gebaseerd op de geldende technische eisen en de kennis met betrekking tot gebiedsontwikkeling in het jaar 2021. Volgens de raad zijn zowel Stedin als de gemeente gebonden aan extensieve (systeem)eisen met het oog op de veiligheid en functionaliteit van het transformator- en verdeelstation. Bij de keuze voor de locatie is rekening gehouden met de kans op storingen, de inpassing van het toekomstige transformator- en verdeelstation en de ruimte rond de gebouwen voor opstelplaatsen, het invoeren van leidingen en milieueffecten. Verder is ook voldoende ruimte nodig voor boringen voor het aanleggen van nieuwe verbindingen tussen het station en het inkoopstation aan de Sadatweg. Samen met verschillende experts/deskundigen zijn meerdere locaties verkend. Een aantal geselecteerde locaties zijn multidisciplinair doorgelicht. Afweging van verschillende eisen wijst uit welke locatie technisch mogelijk is en waar er rekening kan worden gehouden met de eisen voor inpassing in de omgeving. Ook zijn er onderzoeken uitgevoerd en zijn de conclusies daarvan meegewogen bij de uiteindelijke locatie. Vanwege het grote belang van voornoemde eisen en afwegingen is het een bewuste keuze geweest van de raad om de locatiekeuze niet te betrekken in het participatieproces.
12.3. Over het Uilenbosje heeft de raad op de zitting toegelicht dat een deel van het Uilenbosje gebruikt zal worden voor de benodigde ondergrondse bekabeling en daarna groen hersteld zal worden. Dit deel van het Uilenbosje zal in de toekomst groen blijven. Daarmee wordt de ecologische waarde behouden. Daarnaast is het zuidelijk deel van het Uilenbosje een potentieel te ontwikkelen bedrijfslocatie, maar invulling daarvan moet nog plaatsvinden. Tot slot heeft de raad op de zitting toegelicht dat de gekozen locatie tussen reeds bestaande infrastructuur en voorzieningen ligt en het transformator- en verdeelstation op die locatie daarom minder impact heeft op de omgeving dan bij het Uilenbosje.
Gelet op de beschrijving van het locatiekeuzeproces onder 12.2 en de toelichting van de raad over het Uilenbosje, overweegt de Afdeling dat de raad bij de vaststelling van het plan een zorgvuldig voorbereide en deugdelijk gemotiveerde keuze heeft gemaakt voor de locatie van het transformator- en verdeelstation. Daarbij heeft de raad ook het door Natuurlijk Delfland voorgestelde alternatief betrokken.
12.4. Over de door [appellant sub 1] en [appellanten sub 3] aangedragen alternatieve locatie stelt de raad dat de negatieve ecologische impact van bebouwing daar groter wordt geacht dan op de voorziene locatie, aangezien de alternatieve locatie onderdeel uitmaakt van een grootschaliger groen gebied. De raad heeft dit ook in de nota van zienswijzen geschreven en stelt daarmee ook een concreet antwoord te hebben gegeven op de vraag van [appellant sub 1].
Gelet op de beschrijving van het locatiekeuzeproces onder 12.2 en de toelichting van de raad over het door [appellant sub 1] en [appellanten sub 3] aangedragen alternatief, overweegt de Afdeling dat de raad bij de vaststelling van het plan een zorgvuldig voorbereide en deugdelijk gemotiveerde keuze heeft gemaakt voor de locatie van het transformator- en verdeelstation. Daarbij heeft de raad ook het door [appellant sub 1] en [appellanten sub 3] aangedragen alternatief betrokken.
12.5. Gelet op de voorgaande overwegingen komt de Afdeling tot het oordeel dat de raad de voor- en nadelen van de door Natuurlijk Delfland, [appellant sub 1] en [appellanten sub 3] aangedragen alternatieven voldoende heeft afgewogen bij de vaststelling van het plan.
Het betoog slaagt niet.
12.6. Voor zover het betoog van [appellant sub 1] gaat over het ten onrechte niet bieden van inspraakmogelijkheden over de locatie van het transformator- en verdeelstation, verwijst de Afdeling naar de overweging onder 10.1.
Het betoog slaagt niet.
Groene inpassing
13. Natuurlijk Delfland, [appellant sub 1], en [appellanten sub 3] betogen dat het plan niet zorgvuldig wordt ingepast in de omgeving.
Natuurlijk Delfland voert aan dat het onduidelijk is waar de compensatie zal plaatsvinden van 1.700 m2 aan water en groen voor de aantasting van de ecologische zone.
[appellant sub 1] en [appellanten sub 3] voeren aan dat de maatregelen opgenomen in het plan niet voldoende zijn om het transformator- en verdeelstation goed in te passen in het groen van de omgeving. Volgens [appellant sub 1] en [appellanten sub 3] moet de gemeente in de omgevingsvergunning, de gronduitgifte of het bestemmingsplan eisen dat de buitengevel groen wordt gemaakt en dat er voldoende bomen en struiken rond het station en aan het water ten noorden van het station worden aangeplant zodat er geen zicht op is vanuit het park en de woningen daartegenover.
13.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het transformator- en verdeelstation zorgvuldig wordt ingepast. Er wordt uitgegaan van een natuur inclusieve en daarmee ook groene invulling die geborgd is in de planregels. Met deze maatregelen wordt voldaan aan het "kader Natuurinclusief bouwen en ontwikkelen" van de gemeente Delft, sinds 2022 in werking.
Daarnaast stelt de raad dat Stedin het verlies aan natuur financieel compenseert. Die middelen worden door de gemeente ingezet om het kavel ten noorden van het plangebied een ecologische impuls te geven. Over de daar te nemen maatregelen is overleg met appellanten gestart. Verder heeft Stedin in onderlinge afstemming met de gemeente aangegeven nog meer natuurinclusieve maatregelen te willen nemen. Met deze maatregelen zal het transformator- en verdeelstation zoveel mogelijk aan het zicht worden onttrokken.
De raad stelt verder dat voor de watercompensatie is voorzien in een vereiste maatvoering in m3. De waterberging kan derhalve ook buiten de kavel van het transformator- en verdeel worden voorzien. In het kader van de uitwerking van de inrichting van de kavel ten noorden van het transformator- en verdeelstation wordt de realisatie van de waterberging meegenomen.
Op de zitting heeft de raad toezeggingen gedaan over de natuurcompensatie en de inrichting van het kavel ten noorden van het plangebied, om appellanten verder tegemoet te komen. De Afdeling verwijst voor een volledige weergave van deze toezeggingen naar 11.1.
13.2. Over het betoog van Natuurlijk Delfland dat onduidelijk is waar en hoe de 1.700 m2 aan groen gecompenseerd wordt, overweegt de Afdeling dat Natuurlijk Delfland geen concreet beleid of regelgeving heeft aangevoerd waaruit blijkt dat er 1.700 m2 aan groen gecompenseerd moet worden. Ook ziet de Afdeling in wat Natuurlijk Delfland heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat volledige compensatie van 1.700 m2 aan groen noodzakelijk is voor een goede ruimtelijke ordening. Hierna zal nog worden ingegaan op de inpassing in het algemeen.
In zoverre slaagt het betoog niet.
13.3. Over het betoog van Natuurlijk Delfland dat de watercompensatie onduidelijk is, stelt de Afdeling vast dat in paragraaf 4.8.10 van de plantoelichting beschreven staat wat het geldende beleid is en wat er gecompenseerd moet worden. Natuurlijk Delfland heeft dit niet weersproken. Daarom ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet voldoet aan de vereiste watercompensatie.
In zoverre slaagt het betoog niet.
13.4. De Afdeling overweegt dat de raad met de toezeggingen over de natuurcompensatie en de inrichting van het kavel ten noorden van het plangebied appellanten tegemoet heeft willen komen, maar dat de raad dit niet noodzakelijk heeft hoeven achten voor een goede ruimtelijke ordening. De raad heeft ook onweersproken gesteld dat er wordt voldaan aan de vereisten voor natuurinclusieve maatregelen opgenomen in het "kader Natuurinclusief bouwen en ontwikkelen", waarvoor het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting bevat.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat het plan zorgvuldig wordt ingepast en in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Ook in zoverre slaagt het betoog niet.
Aantasting Tanthofkade
14. Natuurlijk Delfland betoogt dat het plan de cultuurhistorische Tanthofkade aansnijdt en daar afbreuk aan doet. Natuurlijk Delfland voert aan dat in het "Landschap Ontwikkelings Perspectief Midden-Delfland 2009" (hierna: het LOP Midden-Delfland), aangenomen door de gemeente Delft, de Tanthofkade genoemd wordt als van een bijzondere natuurhistorische en cultuurhistorische waarde. Het plan is in strijd met het in het LOP Midden-Delfland. Ten onrechte wordt in de plantoelichting alleen ingegaan op de technische aspecten van de aansnijding van de Tanthokade en niet op de cultuurhistorische impact daarvan.
14.1. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met het LOP Midden-Delfland. Natuurlijk Delfland heeft haar betoog niet onderbouwd met verwijzing naar specifieke bepalingen of passages uit het LOP Midden-Delfland waarmee het plan in strijd is. De enkele algemene stelling dat het plan in strijd is met het LOP Midden-Delfland vanwege de cultuurhistorische waarde van de Tanthofkade acht de Afdeling onvoldoende.
Het betoog slaagt niet.
Financiële uitvoerbaarheid
15. Natuurlijk Delfland voert aan dat niet is onderzocht of het plan financieel uitvoerbaar is vanwege de vereiste inpassing in de omgeving.
15.1. Bij een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder de financieel-economische uitvoerbaarheid, alleen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als de raad redelijkerwijs had moeten inzien dat het plan om financieel-economische of andere redenen op voorhand niet uitvoerbaar is.
In paragraaf 6.2 van de plantoelichting staat dat Stedin budgetten heeft opgenomen om het plan uit te kunnen voeren.
Daarom heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat er geen redenen zijn waarom het plan op voorhand niet uitvoerbaar is.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
16. De beroepen zijn ongegrond.
17. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.B. Blomberg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Schadd, griffier.
w.g. Blomberg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schadd
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2025
1076