ECLI:NL:RVS:2025:4780

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
202407453/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking van hoger beroep in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de referent, vertegenwoordigd door mr. T.M. van der Wal, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 21 november 2024. De referent heeft op 28 juli 2025 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten die zijn opgekomen in verband met de behandeling van het hoger beroep. Dit verzoek is gebaseerd op artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de minister, door hangende het hoger beroep alsnog een besluit te nemen, wordt aangemerkt als tegemoetkomen in de zin van de Awb. Dit betekent dat het belang bij een uitspraak op het hoger beroep is vervallen, waardoor de minister in de proceskosten moet worden veroordeeld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de minister de proceskosten moet vergoeden, waarbij een wegingsfactor van 0,5 is toegepast, omdat het hoger beroep uitsluitend betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit door de minister.

De uiteindelijke beslissing van de Afdeling is dat de minister van Asiel en Migratie wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 453,50, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.V. Essenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2025.

Uitspraak

202407453/1/V1.
Datum uitspraak: 7 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[referent],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb).
Procesverloop
Referent, vertegenwoordigd door mr. T.M. van der Wal, advocaat in Heerenveen, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 21 november 2024 in zaak nr. NL24.36212.
De minister van Asiel en Migratie heeft een nader stuk ingediend.
Referent heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de minister te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.
Overwegingen
1.       Referent heeft het hoger beroep op 28 juli 2025 ingetrokken en gelijktijdig een verzoek gedaan om de minister krachtens artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten te veroordelen. Daarvoor kan aanleiding bestaan als de minister aan referent is tegemoetgekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep anderszins door toedoen van de minister is vervallen (uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855, onder 2.1).
2.       Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat, wanneer de minister, zoals in dit geval, hangende het hoger beroep in verband met het niet tijdig nemen van een besluit, dit besluit alsnog neemt, wordt dit aangemerkt als tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb (uitspraken van 28 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:665, onder 1.2, en 24 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4296, onder 5). Dat het hoger beroep gaat over de door de rechtbank bepaalde beslistermijn, laat onverlet dat het belang van een uitspraak is komen te vervallen, doordat de minister een besluit heeft genomen. De Afdeling ziet daarom aanleiding om de minister in de proceskosten te veroordelen.
3.       De minister moet de in verband met het hoger beroep gemaakte proceskosten vergoeden (een punt voor het hogerberoepschrift). Het hoger beroep gaat uitsluitend over het door de minister niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag. De Afdeling past daarom wegingsfactor 0,5 toe.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij referent in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 453,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. V.V. Essenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Essenburg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2025
392