ECLI:NL:RVS:2025:5225

Raad van State

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
202504378/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

Op 30 oktober 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag was oorspronkelijk afgewezen op 29 november 2024. De minister verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond op 13 mei 2025. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 29 juli 2025 het beroep van de appellant ongegrond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De Raad bevestigde dat de rechtsvraag die aan de orde was eerder door de Afdeling was beantwoord en dat er geen reden was om in dit geval anders te oordelen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van N. Capel LLM, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025.

Uitspraak

202504378/1/V2.
Datum uitspraak: 30 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 29 juli 2025 in zaak nr. NL25.22577 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2024 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 13 mei 2025 heeft de minister het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juli 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, advocaat in Arnhem, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 9 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3171, over het opnieuw toepassen van het mvv-vereiste als zelfstandige grond voor afwijzing van een door een Turkse onderdaan ingediende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor het verrichten van arbeid als zelfstandige). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van N. Capel LLM, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Capel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2025
1024