ECLI:NL:RVS:2025:5297
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking van hoger beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de referent, vertegenwoordigd door mr. T.M. van der Wal, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 1 mei 2025. De referent heeft op 2 september 2025 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten die zijn ontstaan door de behandeling van het hoger beroep. Dit verzoek is gebaseerd op artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de minister, hangende het hoger beroep, alsnog een besluit heeft genomen in verband met het niet tijdig nemen van een besluit. Dit wordt aangemerkt als tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Hierdoor is het belang bij een uitspraak op het hoger beroep vervallen, wat aanleiding geeft om de minister in de proceskosten te veroordelen.
De Afdeling heeft geoordeeld dat de minister de proceskosten die de referent heeft gemaakt in verband met het hoger beroep moet vergoeden. De kosten zijn vastgesteld op € 453,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Stoové, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.T. Gazai, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2025.