ECLI:NL:CBB:2014:190
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.F.B. van Zutphen
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de afwijzing van bedrijfstoeslag voor bermpercelen in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de staatssecretaris van Economische Zaken over de toekenning van bedrijfstoeslag voor het jaar 2011. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de staatssecretaris, die de bedrijfstoeslag had vastgesteld in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. De staatssecretaris had in zijn primaire besluit van 4 mei 2012 de hoogte van de toeslag vastgesteld, maar in het bestreden besluit van 20 augustus 2012 werd het bezwaar van de appellant ongegrond verklaard. De appellant stelde dat de percelen die hij had opgegeven voor de toeslag, die als bermen waren aangemerkt, in werkelijkheid landbouwgrond waren en dus subsidiabel. Tijdens de zitting op 13 november 2013 heeft de appellant zijn standpunt toegelicht, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het College overwoog dat de staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd waarom de percelen als bermen moesten worden aangemerkt en niet als subsidiabele landbouwgrond. De appellant had aangetoond dat de percelen daadwerkelijk voor landbouwactiviteiten werden gebruikt, zoals bemesting en maaien. Het College concludeerde dat de staatssecretaris in strijd met het motiveringsbeginsel had gehandeld door de percelen niet als subsidiabel te beschouwen. De uitspraak benadrukte dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen binnen drie maanden, waarbij rekening moest worden gehouden met de uitspraak van het College. De overige beroepsgronden van de appellant werden verworpen, en het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op het griffierecht te vergoeden.