Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2019 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
1 januari 2018 vast in overeenstemming met de forfaitaire productie van dierlijke meststoffen in een kalenderjaar door melkvee dat op 2 juli 2015 op het bedrijf is gehouden en geregistreerd.
28 mei 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:310) op het standpunt gesteld dat de landbouwgrond van [naam 2] tot haar bedrijf behoort, omdat deze in het kader van een normale bedrijfsvoering bij haar in gebruik is (artikel 1, eerste lid, onder m, van de Msw). Bij dit laatste is van belang dat het landbouwbedrijf de feitelijke beschikkingsmacht over de landbouwgrond moet kunnen uitoefenen. Volgens appellante heeft zij de feitelijke beschikkingsmacht over de landbouwgrond van [naam 2] , aangezien zowel appellante als [naam 2] dezelfde aandeelhouders en bestuurders hebben en [naam 2] volledig ten dienste staat van appellante.