Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 september 2020 in de zaak tussen
[naam 1] te [plaats] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Voor zover al moet worden aangenomen dat appellant een onjuiste aanvraag heeft gedaan, blijkt uit het bestreden besluit niet dat verweerder heeft beoordeeld of de aanvraag buiten de schuld van appellant onjuist is. Artikel 1:20 van de Regeling bevat algemene voorschriften die voortvloeien uit Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (Verordening 1698/2005). Het begrip ‘geen schuld’ komt terug in artikel 30 van Verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 (Verordening 65/2011). Verweerder heeft het bezwaar van appellant tegen de korting opgevat als een beroep op het vertrouwensbeginsel en heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat appellant al voordat overleg met een van de medewerkers plaatsvond, zelf een hoger bedrag heeft opgevoerd in de vaststellingsaanvraag en dit dus niet naar aanleiding van overleg met een medewerker is gebeurd. Verweerder is ten onrechte niet ingegaan op het schuld-criterium. In dit verband acht het College van belang dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 9 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:52) in het kader van artikel 30 van Verordening 65/2011 tot de conclusie kwam dat de aanvrager in die zaak geen schuld had aan het opnemen van niet-subsidiabele kosten in de vaststellingsaanvraag, omdat hij transparant had gehandeld. Dat lijkt hier ook het geval te zijn. Appellant is als gezegd immers steeds open geweest over de bijdragen van het waterschap en Wierde & Dijk en verweerder heeft deze bijdragen bovendien bij het verleningsbesluit ook als zodanig goedgekeurd.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,- aan appellant te vergoeden;