ECLI:NL:CBB:2020:903
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechtenstelsel en individuele en buitensporige last voor melkveehouderij
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 1 december 2020, zaaknummer 19/250, staat de vraag centraal of het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last oplegt aan appellante, een melkveehouderij. Appellante heeft in beroep gesteld dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit haar fosfaatrecht onjuist heeft vastgesteld en dat dit haar bedrijf onevenredig schaadt. De minister had op 5 januari 2018 het fosfaatrecht vastgesteld op 12.357 kg, gebaseerd op de dieraantallen op 2 juli 2015. Appellante betoogde dat zij niet over alle benodigde vergunningen beschikte op de peildatum en dat haar investeringen in de uitbreiding van haar veestapel niet navolgbaar waren, gezien de afschaffing van het melkquotum en de daarmee samenhangende risico's. Het College oordeelde dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legt. Het College benadrukte dat de investeringsbeslissingen van melkveehouders inherent risico's met zich meebrengen en dat niet ieder vermogensverlies als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last vormt. De beslissing van de minister werd in stand gehouden, en het beroep van appellante werd ongegrond verklaard.