ECLI:NL:CBB:2021:352
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vaststelling onder Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Maatschap [naam 1] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het betreft de vaststelling van het fosfaatrecht van appellante op basis van de Meststoffenwet. Appellante betwist de beslissing van de minister om negen percelen landbouwgrond buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van haar fosfaatruimte. De minister had vastgesteld dat de melkveehouderij, die op 2 juli 2015 bestond uit appellante, niet de feitelijke beschikkingsmacht had over deze percelen, omdat deze percelen aan een akkerbouwbedrijf ter beschikking waren gesteld. Appellante stelt dat de melkveehouderij en het akkerbouwbedrijf feitelijk één bedrijf vormden en dat de percelen daarom bij de fosfaatruimte betrokken moesten worden. Het College oordeelt dat de minister terecht de generieke korting van 8,3% heeft toegepast, omdat appellante niet als grondgebonden bedrijf kan worden aangemerkt. De beslissing van de minister wordt bevestigd, omdat de percelen niet in het kader van een normale bedrijfsvoering bij de melkveehouderij in gebruik waren. Het College concludeert dat er geen sprake is van een individuele en buitensporige last voor appellante, aangezien de gevolgen van de keuze om twee aparte bedrijven te voeren voor haar rekening komen. Het beroep van appellante wordt ongegrond verklaard.