In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van een verzoeker die schade heeft geleden door onrechtmatige besluitvorming van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De verzoeker had zijn fosfaatrechten in 2018 vastgesteld op 246 kg, maar deze werden later verlaagd naar 22 kg. Dit leidde tot een onmogelijkheid om een verkoopovereenkomst uit te voeren, wat resulteerde in schade. De verzoeker had een overeenkomst gesloten voor de verkoop van 130 kg fosfaatrechten, maar kon deze niet nakomen door de verlaging van zijn rechten. De minister had het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met als argument dat niet voldaan was aan het relativiteitsvereiste. Het College oordeelde echter dat de verzoeker voldoende aannemelijk had gemaakt dat de schade het gevolg was van de onrechtmatige besluiten van de minister. Het College heeft het verzoek om schadevergoeding toegewezen en de minister veroordeeld tot betaling van € 14.882,55, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het herzieningsbesluit. Daarnaast werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker.