Uitspraak
[naam 1] B.V. en anderen( [naam 1] e.a.) (zie de bijlage),
2.[naam 2] B.V. en anderen( [naam 2] e.a.) (zie de bijlage),
3.[naam 3] B.V. ( [naam 3] ), te [plaats 1] ,
mr. M. Feenstra).
9 augustus 2021 het bezwaar van [naam 1] e.a. tegen de afwijzing van hun gezamenlijk ingediende verzoek om herziening ongegrond verklaard (besluiten van 9 augustus 2021). [naam 1] e.a. hebben gelijktijdig beroep ingesteld tegen deze besluiten.
artikel 27, vierde lid, aanhef en onder a, en bijlage VI, punten 1, 2 en 3. Het nationaalrechtelijke wettelijke kader is geregeld in de Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden (tot 1 juli 2009), de Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden I (tot 1 maart 2014) en de Regeling NVWA-tarieven (vanaf
28 Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 27, lid 4, onder a), en bijlage VI, punten 1 en 2, van verordening nr. 882/2004 aldus moeten worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat de lidstaten bij de vaststelling van het bedrag van de aan levensmiddelenbedrijven opgelegde vergoeding voor officiële controles hun uitgaven in rekening brengen voor de salarissen en de opleiding van de personen die de verplichte basisopleiding tot officiële assistent volgen en die noch tijdens noch vóór deze opleiding vleescontroles uitvoeren.
nr. 854/2004 blijkt dat personen die de verplichte basisopleiding tot officieel assistent volgen, tijdens die opleiding mogen deelnemen aan de uitvoering van officiële controles.
[…]”
67 Hieruit volgt dat artikel 27, lid 1 en lid 4, onder a), van verordening nr. 882/2004, gelezen in samenhang met bijlage VI, punten 1 en 2, bij die verordening, aldus dient te worden uitgelegd dat de lidstaten de (salaris)kosten van administratief en ondersteunend personeel kunnen beschouwen als kosten van officiële controles en als kosten die niet hoger zijn dan de door de bevoegde autoriteiten gedragen kosten, naar evenredigheid van de tijd die dat personeel objectief gezien nodig heeft voor activiteiten die onlosmakelijk verbonden zijn met de uitvoering van officiële controles.
[…]”
artikel 4:6, tweede lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing.
19 september 2006, i-21 Germany en Arcor, punt 51 (EU:C:2006:586).
(voorwaarde 4). In het arrest van 12 februari 2008, Kempter (ECLI:EU:C:2008:78) heeft het Hof van Justitie die derde voorwaarde gepreciseerd. In punt 44 van dat arrest overweegt het Hof dat die derde voorwaarde niet slechts is vervuld wanneer de partijen het betrokken punt van Unierecht voor de nationale rechter hebben aangevoerd, maar dat daaraan al is voldaan wanneer dit punt van Unierecht, waarvan de uitlegging in het licht van een later arrest van het Hof van Justitie onjuist is gebleken, door de nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen niet vatbaar zijn voor hoger beroep werd onderzocht dan wel door haar ambtshalve had kunnen worden opgeworpen.
Evenmin valt naar het oordeel van het College in te zien waarom de door appellanten bedoelde toeslagen niet mogen worden doorberekend in de tarieven. Uit de stukken is duidelijk dat het hier gaat om toeslagen voor werkzaamheden die - bijvoorbeeld - te laat zijn aangemeld, uitlopen, plaatsvinden buiten openingstijd of op een feestdag of worden uitgesteld. Het College acht niet onaannemelijk dat, zoals verweerder heeft gesteld, indien controles door toedoen van de aanvrager buiten de reguliere openingstijden plaatsvinden of worden onderbroken of uitgesteld, in verband daarmee extra kosten worden gemaakt. Deze kosten hebben betrekking op een toeslag die aan de controleurs wordt betaald, omdat ze buiten kantoortijd werken of omdat ze doorbetaald moeten worden, terwijl ze vanwege een onderbreking niet aan het werk zijn. In verband met de strakke planning die voor de controleurs wordt gehanteerd, zal de controleur, indien de aanvrager teveel tijd voor een keuring reserveert, moet[en] worden doorbetaald. Het College ziet niet in dat deze kosten niet in de tarieven mogen worden verwerkt, ook al voorziet Verordening (EG) nr. 882/2004 daar niet uitdrukkelijk in.
[naam 1] e.a. voeren – samengevat weergegeven – het volgende aan. In de eerste beroepsgrond betogen zij dat ook is voldaan aan de derde voorwaarde uit het arrest Kühne & Heitz, omdat zij in de beroepsprocedures die hebben geleid tot genoemde uitspraken van het College wel hebben betwist dat de minister de kosten van de verplichte basisopleiding van officiële assistenten bij hen in rekening mocht brengen. Het College heeft dit element van de kosten in die beroepsprocedures ook onderzocht. In de tweede beroepsgrond betogen zij dat de uitspraken van het College uit 2010 niet in overeenstemming zijn met het oordeel van het Hof van Justitie in de arresten Kødbranchens Fællesråd en [naam 1] e.a. [naam 1] e.a. betogen in hun derde beroepsgrond dat de minister zich ten onrechte op het standpunt stelt dat afwijzing van het herzieningsverzoek niet evident onredelijk is. In de vierde en de vijfde beroepsgrond betogen [naam 1] e.a. dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP) en het Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel.
[naam 1] e.a. zonneklaar dat de minister in strijd met artikel 27, eerste en vierde lid, aanhef en onder a, in samenhang met bijlage VI van Verordening 882/2004 een groot aantal kostenelementen aan [naam 1] e.a. heeft doorbelast.
nr. 882/2004, volgt niet zonder meer dat verweerder in strijd met de verordening heeft gehandeld. […]”
onder a, van Verordening 882/2004 blijkt dat de elementen die in aanmerking mogen worden genomen bij de berekening van het bedrag van de vergoedingen voor officiële controles die in slachterijen worden uitgevoerd, exhaustief, oftewel uitputtend, worden vermeld in bijlage VI bij deze verordening. Wat betreft punt 68 van het arrest [naam 1] e.a. wijzen zij er ook nog op dat het Hof van Justitie daarin heeft geoordeeld dat het begrip “daarmee verband houdende kosten” in punt 2 van bijlage VI bij Verordening 882/2004 strikt moet worden uitgelegd, omdat de lijst in die bijlage anders elke nuttige werking zou worden ontnomen.
[naam 1] e.a. niet als kosten van de officiële controles in de zin van Verordening 882/2004 en bijlage VI, onder 1 en 2, kunnen worden aangemerkt. Evenmin valt uit deze overweging op te maken dat het College in strijd met punt 31 van het arrest Kødbranchens Fællesråd beoordelingsruimte voor de lidstaten heeft aangenomen.
9 augustus 2021 in de zaken 21/961 tot en met 21/965 van [naam 1] e.a. (zoals hiervoor onder 6 weergegeven).