ECLI:NL:CBB:2023:372

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
AWB 22/216
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. van den Heuvel
  • T.D. Geldof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag COVID-19 door minister wegens te late indiening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 juli 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag van een onderneming op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De aanvraag was afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De onderneming had op de laatste dag van de aanvraagtermijn, 20 augustus 2021, een proefaanvraag ingevuld, maar deze niet verzonden vanwege onduidelijkheid over de omzet. Pas op 25 augustus 2021 diende de onderneming een melding in, maar dit werd als te laat beschouwd.

De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag als pro-forma aangemerkt en deze afgewezen. De onderneming stelde dat zij technische problemen had ondervonden en vroeg om coulance. Het College oordeelde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de indieningstermijn strikt was en er geen grond was voor afwijking. De onderneming had zelf de keuze gemaakt om op de laatste dag een proefaanvraag in te vullen en had niet tijdig contact opgenomen met de minister voor verduidelijking.

Het College concludeerde dat de negatieve financiële gevolgen voor de onderneming niet maakten dat het besluit van de minister onevenwichtig was. De uitspraak bevestigde dat de aanvraag niet tijdig was ingediend en dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/216

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2023 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] (de onderneming)

(gemachtigde: [naam 2] ),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. M. van den Brink en W. Dam).

Procesverloop

Met het besluit van 25 oktober 2021 heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal (Q2) van 2021 aangemerkt als pro-forma-aanvraag, en deze aanvraag vervolgens afgewezen.
Met het besluit van 19 januari 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 15 mei 2023. Aan de zitting hebben de gemachtigden van de minister deelgenomen.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.1
Deze zaak gaat over een TVL-aanvraag die te laat is ingediend. Artikel 2.3.8 van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q2 van 2021 uiterlijk op 20 augustus 2021 vóór 17.00 uur konden indienen. Na dat moment sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. De minister heeft voor ondernemers die te laat waren met hun aanvraag de mogelijkheid geopend om de reden voor de overschrijding van de aanvraagtermijn te melden. Na beoordeling daarvan werd in bepaalde gevallen het digitale aanvraagsysteem voor de betrokken ondernemers tijdelijk opnieuw geopend, zodat zij alsnog een aanvraag konden indienen.
2.2
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen ervan.
Standpunt van de onderneming
3.1
Op 20 augustus 2021, de laatste dag van de aanvraagtermijn, heeft de onderneming een proefaanvraag ingevuld maar was het voor haar onduidelijk of eerder ontvangen subsidies bij de omzet moesten worden opgeteld. De onderneming heeft toen de aanvraag niet verzonden. Op 23 augustus 2021 heeft de onderneming contact opgenomen met de minister, en zij kreeg een link naar een webpagina waarop zij haar probleem kon melden. Dit webadres bleek echter niet te werken. Uiteindelijk is het op 25 augustus 2021 gelukt om de melding, via een ‘te laat formulier’, bij de minister in te dienen.
3.2
Gezien deze omstandigheden vraagt de onderneming om coulance en wenst zij dat de minister haar aanvraag alsnog inhoudelijk beoordeelt.
Standpunt van de minister
4.1
Volgens de minister is de (pro-forma-)aanvraag van de onderneming terecht afgewezen, omdat de aanvraag op 23 augustus 2021 en daarmee te laat is ingediend.
4.2
De minister wijst erop dat de aanvraagperiode duidelijk uit de TVL blijkt en dat de termijn bovendien duidelijk op de website van de minister vermeld stond. Dat de onderneming de proefaanvraag niet heeft ingediend vanwege onduidelijkheid over de hoogte van de omzet, komt voor rekening en risico van de onderneming. Van een ondernemer mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de geldende wet- en regelgeving en dat hij zich zo nodig laat bijstaan door een (professionele) gemachtigde.
4.3
De onderneming heeft tot slot niet meegedeeld wat de reden was dat zij, naar eigen zeggen, niet door de aanvraagprocedure kwam. Van technische problemen is de minister niet gebleken.
Beoordeling door het College
5.1
Uit artikel 2.3.6, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.3.8 van de TVL, volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb), noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
5.2
Niet in geschil is dat de onderneming de aanvraag niet voor het in de TVL opgenomen eindtijdstip heeft ingediend. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen, verwijst het College naar zijn uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat in 7.3 van die uitspraak is overwogen, merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel.
5.3
In dit geval is het afwijzen van de aanvraag evenredig. Van enig technisch probleem bij de aanvraag is het College niet gebleken, en de onderneming heeft zelf de keuze gemaakt om op de laatste dag van de aanvraagtermijn een proefaanvraag in te vullen en niet direct contact op te nemen met de minister toen bij haar vragen rezen over de correcte indiening van de aanvraag. De gevolgen hiervan komen voor rekening en risico van de onderneming. Dat de onderneming negatieve financiële gevolgen ervaart door haar te late aanvraag, maakt het bestreden besluit evenmin onevenredig.
5.4
Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag terecht op grond van artikel 2.3.6, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 2.3.8 van de TVL heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de aanvraag tijdig is ingediend.
6. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van mr. T.D. Geldof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2023.
w.g. H. van den Heuvel w.g. T.D. Geldof
BIJLAGE
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
Artikel 2.3.6 luidt, voor zover relevant, als volgt:
“1. De minister beslist afwijzend op de aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels […].”
Artikel 2.3.8 luidt als volgt:
“1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.”