ECLI:NL:CBB:2024:239
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag COVID-19 door de minister van Economische Zaken en Klimaat wegens te late indiening
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 april 2024 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode van januari tot en met maart 2022. De minister heeft deze aanvraag afgewezen omdat deze te laat was ingediend, namelijk na de deadline van 31 maart 2022. De onderneming stelde dat de aanvraag niet tijdig kon worden ingediend omdat de verantwoordelijke medewerker ziek was door COVID-19 en de directeur niet op de hoogte was van deze ziekte tot medio april 2022.
Het College heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. De wetgeving rondom de TVL is duidelijk: aanvragen moeten tijdig worden ingediend en de minister heeft geen ruimte om hiervan af te wijken, tenzij er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden. De omstandigheden die de onderneming aanvoerde, zoals de ziekte van de medewerker, werden door het College niet als voldoende ernstig beschouwd om een uitzondering te maken op de indieningstermijn. Het College oordeelde dat het uitvallen van een medewerker een ondernemersrisico is en dat de onderneming zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van aanvragen.
Daarnaast heeft het College geoordeeld dat de minister niet in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel. De onderneming kon niet aantonen dat in vergelijkbare gevallen anders was gehandeld door de minister. Ook was er geen sprake van een toezegging van de minister die de onderneming had mogen doen geloven dat haar aanvraag alsnog in behandeling zou worden genomen. Het College concludeert dat de minister de aanvraag op juiste gronden heeft afgewezen en dat het beroep van de onderneming ongegrond is verklaard.