In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 juli 2023, zaaknummer 21/324, staat de afwijzing van aanvragen voor een energie-investeringsaftrek (EIA) door de minister van Economische Zaken en Klimaat centraal. Logistic Intermodal Services B.V. (LIS) had op 18 augustus 2020 een investering gemeld voor een EIA voor een bedrag van € 2.067.500,-, maar de minister heeft deze aanvragen afgewezen op basis van de niet-naleving van de besparingseis. De minister stelde dat de investering resulteerde in een energiebesparing van slechts 0,06 Nm³ aardgasequivalent (a.e.) per euro, terwijl de minimale eis 0,15 Nm³ a.e. per euro bedraagt.
LIS betoogde dat de minister een onjuist toetsingskader hanteerde en dat de besparingsberekening rekening moest houden met de periode van de investering, die volgens LIS over tien jaar verspreid was. Het College oordeelde echter dat de energie-investeringsaftrek zijn grondslag vindt in artikel 3.42 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en dat de Energielijst 2020, waar LIS naar verwees, niet de basis vormt voor de gevraagde EIA-verklaringen. Het College concludeerde dat de minister terecht had vastgesteld dat de energiebesparing niet voldeed aan de wettelijke eisen.
De uitspraak benadrukt dat de energiebesparing moet worden berekend op basis van de werkelijke kosten van de totale investering in het bedrijfsmiddel en dat de door LIS voorgestane uitleg over de spreiding van de investering over meerdere jaren niet correct is. Het College verklaarde het beroep van LIS ongegrond en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.