ECLI:NL:CBB:2023:467

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
22/278
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag COVID-19 door minister op basis van te late indiening

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 5 september 2023, zaaknummer 22/278, staat de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Economische Zaken en Klimaat centraal. Business Booking International B.V. (BBI) had een aanvraag ingediend voor de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021. De minister heeft deze aanvraag afgewezen omdat deze niet tijdig was ingediend, waarbij de aanvraagtermijn liep van 15 februari 2021 tot en met 18 mei 2021 om 17:00 uur. BBI voerde aan dat problemen met e-herkenning de oorzaak waren van de te late indiening en dat deze omstandigheden buiten haar macht lagen.

Het College oordeelt dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. De wetgeving rondom de TVL-regeling is duidelijk: aanvragen moeten op tijd worden ingediend, en de minister heeft geen ruimte om hiervan af te wijken. BBI had weliswaar een e-herkenning op veiligheidsniveau eH3, maar deze bleek niet voldoende geactiveerd voor alle dienstverleners, wat leidde tot de problemen bij het indienen van de aanvraag. Het College benadrukt dat BBI zelf verantwoordelijk is voor het up-to-date houden van haar e-herkenning en de benodigde machtigingen. De omstandigheden waarin BBI zich bevond, waren niet anders dan die van andere ondernemingen die ook door de coronapandemie waren getroffen. Het College concludeert dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/278

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 september 2023 in de zaak tussen

Business Booking International B.V., te Amsterdam, (BBI)

(gemachtigde: mr. J.F.E. Mackay-Beins)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. M.J.H. van der Burgt en C. Zieleman).

Procesverloop

De minister heeft de aanvraag van BBI voor een subsidie grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) afgewezen.
BBI heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft de minister met zijn besluit van 31 december 2022 ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
BBI heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 29 juni 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 1] , mr. J.F.E. Mackay-Beins en [naam 2] voor BBI en mr. M.J.H. van der Burgt en C. Zieleman voor de minister.

Overwegingen

Inleiding
1. De minister heeft de aanvraag van BBI voor een TVL-subsidie voor het eerste kwartaal van 2021 afgewezen, omdat die niet was ingediend voor het verstrijken van de aanvraagtermijn, die liep van 15 februari 2021 tot en met 18 mei 2021 om 17:00 uur. BBI voert aan dat de omstandigheid waardoor zij de aanvraag te laat heeft ingediend niet voor haar rekening hoort te komen, omdat zij er alles aan heeft gedaan wat in haar macht lag om de aanvraag tijdig in te dienen. Het betoog van BBI, dat hierna uitgebreider wordt weergegeven, slaagt niet. Het College licht hierna toe waarom het tot dit oordeel komt.
Standpunt BBI
2.1
BBI stelt dat zij een e-herkenning heeft aangeschaft met een veiligheidsniveau eH3. Daarmee lukt het niet goed om in te loggen voor de aanvragen van de TVL-subsidies in het jaar 2020. Op advies van haar softwareleverancier heeft zij deze aanvragen toen ingediend met een e-herkenning op eH1-niveau. Voor het eerste kwartaal van 2021 lukte het niet om de aanvraag van de TVL-subsidie op eH1-niveau in te dienen. BBI heeft toen navraag gedaan bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) die haar heeft meegedeeld dat zij deze aanvraag op eH3-niveau moest doen. Vervolgens heeft BBI samen met haar externe boekhoudster meerdere keren geprobeerd om de aanvraag voor het eerste kwartaal 2021 in te dienen. Omdat dit steeds niet lukte heeft BBI meerdere keren met medewerkers van de RVO gebeld, die haar onder andere hebben meegedeeld dat de aanvraag mogelijk niet lukte vanwege het grote aantal aanvragen. Ook de leverancier van de software van BBI heeft haar meegedeeld dat het probleem niet aan de software lag, maar aan de belasting van de website van de RVO. Op 18 mei 2021, de laatste dag van de aanvraagtermijn, heeft BBI met haar boekhoudster nog meerdere keren geprobeerd de aanvraag voor het eerste kwartaal van 2021 in te dienen. Omdat dat nog steeds niet lukte hebben zij geprobeerd in te loggen met de e-herkenning van de boekhoudster en dat lukte wel. Via haar softwareleverancier kwam BBI er vervolgens achter dat zij weliswaar beschikte over een e-herkenning op veiligheidsniveau eH3, maar niet voor ‘alle dienstverleners’. BBI heeft op 18 mei 2021 het benodigde product bij haar softwareleverancier aangeschaft, maar de TVL- aanvraag kon niet meer dezelfde dag vóór 17:00 uur worden ingediend. BBI stelt dat zij direct geprobeerd heeft daarover contact op te nemen met de RVO, maar dat die niet meer bereikbaar was. De volgende dag heeft zij wel contact gehad met de RVO.
2.2
BBI stelt dat zij het kwalijk vindt dat de RVO en haar softwareleverancier haar niet goed hebben geïnformeerd dat het hebben van alleen een eH3-herkenning niet voldoende is, maar dat er ook nog iets geactiveerd had moeten worden om bij de RVO te kunnen inloggen. Door omstandigheden die buiten haar macht liggen heeft zij de aanvraag voor het eerste kwartaal van 2021 niet tijdig kunnen indienen. BBI heeft een zakelijk reisbureau en een omzetverlies van meer dan 95% geleden, dus het is begrijpelijk dat zij er alles aan heeft gedaan om de TVL-subsidie tijdig aan te vragen voor het eerste kwartaal van 2021. BBI is van mening dat de te late indiening niet voor haar rekening hoort te komen en dat de afwijzing onevenredig gevolgen heeft, omdat de nadelige gevolgen van de afwijzing van de aanvraag voor haar niet in verhouding staan tot het doel van de TVL om ondernemingen die hard getroffen zijn door de coronapandemie financieel te helpen.
Beoordeling door het College
3.1
Het College stelt voorop dat uit artikel 2.2.4, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 2.2.6 van de TVL volgt dat de minister de aanvraag moet afwijzen als die niet op tijd is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL-regelingen voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), bieden geen grondslag om daarvan af te wijken.
3.2
BBI heeft de aanvraag niet op tijd ingediend. Voor de manier waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen verwijst het College naar de uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293), onder 6.1 tot en met 6.4. In aanvulling op wat in 7.3 van die uitspraak is overwogen merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel.
3.3
In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De omstandigheden waarin BBI de aanvraag voor het eerste kwartaal van 2021 heeft ingediend zijn niet anders dan de omstandigheden waarin andere ondernemingen door de pandemie verkeerden. De meeste ondernemingen is het wel gelukt binnen de aanvraagtermijn een TVL-aanvraag in te dienen. Het komt voor eigen rekening van BBI dat zij er pas op het laatste dag van de aanvraagtermijn achter kwam dat haar eH3-herkenning te beperkt was. De proef samen met haar boekhouder waaruit bleek dat het niet aan de website van de RVO lag had ook op een eerdere datum uitgevoerd kunnen worden. BBI wist immers al maanden dat haar eH3 niet werkte bij de RVO. Kennelijk is zij op het verkeerde been gezet door haar softwareleverancier die haar niet erop wees dat zij maar een beperkte eH3 had aangeschaft, maar dat ligt in haar risicosfeer. Er is op de website van de RVO voldoende informatie gegeven over de benodigde e-herkenning, veiligheidsniveau en machtigingen. Op de website van de RVO is namelijk vanaf 7 december 2020 in diverse publicaties duidelijk gemaakt dat per 12 april 2021 een e-herkenning op niveau eH3 nodig was om een TVL-subsidie aan te vragen. In de nieuwsberichten van 22 maart 2022, 6 mei 2022, 14 juni 2021 en 30 juni 2021 is ook vermeld dat de bijbehorende machtiging ‘RVO diensten op niveau eH3’ nodig is. BBI is zelf verantwoordelijk voor het up to date hebben van haar e-herkenning en de benodigde machtigingen en voor het op tijd indienen van de subsidieaanvraag. Doordat BBI veel te laat werk heeft gemaakt van het oplossen van haar probleem, namelijk op de laatste middag dat het aanvraagloket was opengesteld, lukte het toen niet meer om op tijd bij haar softwareleverancier een machtiging te regelen. Daardoor kon zij niet meer tijdig bij de RVO inloggen. Het financieel nadeel dat BBI lijdt door haar te late aanvraag komt dan ook voor haar eigen rekening en maakt daarom het bestreden besluit niet onevenredig.
3.4
Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag terecht op grond van artikel 2.2.4, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 2.2.6 van de TVL heeft afgewezen omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de aanvraag tijdig is ingediend.
3.5
Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, mr. R.W.L. Koopmans en mr. T. Pavićević, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2023.
w.g. J.L. Verbeek w.g. M.B. van Zantvoort