ECLI:NL:CBB:2024:705
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.W.L. Koopmans
- I.E. van de Geest
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag COVID-19 door minister op basis van omzetverlies
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in het beroep van een onderneming tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022. De minister van Economische Zaken had op 9 mei 2022 de aanvraag afgewezen omdat de onderneming niet voldeed aan de drempeleis van 30% omzetverlies. Het bezwaar van de onderneming werd op 16 januari 2023 ongegrond verklaard, waarna de onderneming in beroep ging.
Het College heeft vastgesteld dat de onderneming niet in aanmerking komt voor de subsidie, omdat zij niet voldoet aan de vereiste omzetdaling. De onderneming voerde aan dat zij als startende onderneming moet worden aangemerkt en dat er een afwijkende referentieperiode moet worden gehanteerd. Het College oordeelde echter dat de inschrijving in het handelsregister bepalend is voor de referentieperiode en dat de uitzondering voor startende ondernemers niet van toepassing is. Bovendien werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat het College eerder had geoordeeld dat het onderscheid tussen ondernemers die voor en na 31 december 2018 zijn ingeschreven gerechtvaardigd is.
De uitspraak concludeert dat het beroep van de onderneming ongegrond is en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.