ECLI:NL:CBB:2024:920

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
23/182
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Tijdelijke regeling aanvullende subsidie evenementen COVID-19 en het gelijkheidsbeginsel

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 december 2024, zaaknummer 23/182, werd de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Economische Zaken beoordeeld. De aanvraag was ingediend op basis van de Tijdelijke regeling aanvullende subsidie evenementen COVID-19 (ATE) voor een winterevenement dat gepland stond van 2 tot en met 31 december 2021. Dit evenement werd echter geannuleerd vanwege een evenementenverbod, wat resulteerde in een verlies van meer dan € 330.000 voor de onderneming. De minister had de aanvraag afgewezen omdat het evenement langer dan 15 dagen duurde, wat niet voldeed aan de voorwaarden van de ATE. De onderneming stelde dat deze afwijzing in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat andere evenementen met een langere duur wel subsidie hadden ontvangen.

De minister erkende dat hij in drie gevallen een fout had gemaakt door subsidie te verlenen voor evenementen die niet aan de voorwaarden voldeden. Echter, het College oordeelde dat het gelijkheidsbeginsel niet zo ver strekt dat de minister verplicht is om eerder gemaakte fouten te herhalen. Het College concludeerde dat de onderneming niet had aangetoond dat de minister bewust had afgeweken van de ATE-regels. De afwijzing van de subsidieaanvraag werd dan ook gehandhaafd, en het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de ATE en de grenzen van het gelijkheidsbeginsel in bestuursrechtelijke context.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/182

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] (onderneming)

(gemachtigde: mr. L. van Kasteren)
en

de minister van Economische Zaken

(gemachtigden: mr. T. Khidous en mr. P. van Veen)

Procesverloop

Met het besluit van 30 juni 2022 heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Tijdelijke regeling aanvullende subsidie evenementen COVID-19 (ATE) afgewezen.
Met het besluit van 8 november 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Een meervoudige kamer van het College heeft de zaak verwezen naar een grote kamer.
Met de beslissing van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:32) heeft de grote kamer van het College het onderzoek heropend en de zaak naar een meervoudige kamer verwezen.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingezonden.
De zitting was op 11 november 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: namens de onderneming [naam 2] , bijgestaan door zijn gemachtigde, en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

1 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Inleiding
2.1
De onderneming is de organisator van een winterevenement in [plaats] . Dat evenement zou plaatsvinden van 2 december tot en met 31 december 2021 onder de beperkingen die het kabinet toen had afgekondigd in het kader van de COVID-19 pandemie. Op 19 december 2021 moest het evenement worden geannuleerd als gevolg van een evenementenverbod. Volgens de onderneming is het evenement afgesloten met een verlies van ruim € 330.000,-.
2.2
De onderneming heeft in verband daarmee een aanvraag om subsidie op grond van de ATE ingediend. De minister heeft deze aanvraag afgewezen omdat het evenement niet onder de ATE valt. De regeling is bedoeld voor evenementen die plaatsvinden binnen een periode van 15 dagen, zoals blijkt uit artikel 1 van de ATE. Het evenement van de onderneming duurde langer dan 15 dagen. Binnen de ATE bestaat geen mogelijkheid om, als niet aan de voorwaarden is voldaan, toch een subsidie toe te kennen. De ATE bevat geen hardheidsclausule. De onderneming is het niet met de afwijzing eens. Zij is van mening dat deze afwijzing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
Oordeel van het College
3.1
Tussen partijen is niet in geschil dat het evenement van de onderneming niet zou plaatsvinden binnen een periode van 15 dagen en daarmee niet voldoet aan de definitie van ‘evenement’ zoals bepaald in artikel 1 van de ATE. De minister moet de subsidieaanvraag dan afwijzen op grond van artikel 22, eerste lid, aanhef en onder a, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (vergelijk de uitspraak van het College van 6 augustus 2024, ECLI:NL:CBB:2024:544).
3.2
Volgens de onderneming is de afwijzing in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat andere evenementen wel subsidie hebben gekregen terwijl die langer duurden dan 15 dagen. De onderneming heeft ter onderbouwing daarvan een aantal evenementen genoemd die, uitgaande van door haar op internet gevonden aankondigingen daarvan, langer dan 15 dagen zouden hebben geduurd.
3.3
In reactie daarop heeft de minister onderzoek gedaan naar die evenementen, en heeft hij erkend dat hij in drie gevallen subsidie heeft verleend terwijl (de organisatoren van) die evenementen daar eigenlijk geen recht op hadden. Volgens de minister gaat het gelijkheidsbeginsel echter niet zo ver dat hij op grond daarvan verplicht is om eerder gemaakte fouten te herhalen. Hij verwijst daarbij naar de uitspraak van het College van 16 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:15).
3.4
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt naar het oordeel van het College niet. De minister heeft er op gewezen dat in drie van de door de onderneming genoemde gevallen uit de bij de betreffende aanvraag gevoegde stukken is gebleken dat subsidie werd aangevraagd voor een evenement met een duur van niet meer dan 15 dagen, zodat in zoverre geen sprake is van gelijke gevallen. Ten aanzien van één geval heeft de minister uiteengezet dat hij het subsidiebesluit alsnog heeft herzien omdat het evenement langer duurde dan 15 dagen.
3.5
Ten aanzien van drie andere gevallen heeft de minister opgemerkt dat hij een fout heeft gemaakt. Het College ziet geen reden om daaraan te twijfelen. Dat de minister in deze gevallen wist dat de werkelijke duur van de evenementen veel langer was dan 15 dagen en dat het geen fout is geweest, maar een bewuste keuze om af te wijken van het bepaalde in de ATE, heeft de onderneming niet aannemelijk gemaakt. Dit geldt ook voor de stelling van de onderneming dat het verlenen van subsidie voor evenementen met een langere duur, de normale praktijk was. Het beroep slaagt dan ook niet omdat volgens de rechtspraak van het College het gelijkheidsbeginsel niet zover strekt dat een bestuursorgaan is gehouden een eerder in een beperkt aantal gevallen gemaakte fout te herhalen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 september 2022, ECLI:NL:CBB:2022:640).
4 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, mr. C.T. Aalbers en mr. M.L. Noort, in aanwezigheid van mr. T.D. Geldof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024.
w.g. B. Bastein w.g. T.D. Geldof

Bijlage

Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 22, eerste lid, aanhef en onder a,
1. Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien:
a. de aanvraag niet voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde regels;
Tijdelijke regeling aanvullende subsidie evenementen COVID-19
Artikel 1 (begripsbepalingen)
In deze regeling wordt verstaan onder: evenement: projectmatig georganiseerde, één- of meerdaagse fysieke en voor het publiek toegankelijke gebeurtenis, bijgewoond door een verzameling personen, en die plaatsvindt binnen een periode van 15 dagen, op een andere plaats dan:
a. in een woning of op een daarbij behorend erf;
b. in een gebouw of op een plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet; of
c. in een gebouw, of buitenruimte, bestemd voor de presentatie van podiumkunsten op basis van reguliere podiumprogrammering.
Artikel 3 (subsidieverstrekking), eerste en tweede lid
1. De minister verstrekt aan de organisator van een evenement op aanvraag subsidie ter dekking van de kosten voor het organiseren van een evenement dat moest worden geannuleerd als gevolg van een evenementenverbod.
2. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van een evenement, waarvan de geplande startdatum in de periode van 10 juli 2021 tot en met 31 december 2021 lag, en dat geheel of gedeeltelijk in Nederland zou plaatsvinden.