3.3Over de zaken met de kenmerken 201704221, 201704364, 201704361, 201704534, 201704539, 201704540, 201704725 en 201705294 voert [naam 1] aan dat de vaststelling dat de kuikens op een lege dumpband gestapeld neerkwamen en er te weinig ruimte was om alle kuikens een eigen plekje te geven, onvoldoende is om een beboetbaar feit vast te stellen. Aan de brief van de NVWA van 27 juli 2017 mag [naam 1] het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat het toetsingspunt voor de NVWA is dat de kuikens binnen twintig seconden een eigen plekje hebben gevonden. Het enkele feit dat er volgens de toezichthouder bij het storten van de kuikens op de lege dumpband te weinig ruimte is, betekent niet dat de kuikens niet binnen twintig seconden een eigen plekje zullen (kunnen) vinden. Er vindt immers vanaf de stort een continue afvoer plaats vanaf de dumpband naar de carrousel. Over de zaken 201704539, 201704540, 201704725 en 201705294 voert [naam 1] ook aan dat het volgens de minister vertonen van reacties bij de (aldus) op de dumpband gestorte kuikens die tekenen zijn van pijn, spanning en lijden, op zichzelf niet maken dat het hier om vermijdbare pijn, spanning of lijden gaat. Dat is niet het geval, omdat de minister met de eis dat de kuikens binnen twintig seconden een eigen plekje moeten kunnen vinden, tenminste impliciet erkent dat het terstond op een eigen plek belanden van een kuiken bij het storten, niet is te bewerkstelligen.
Standpunt van de minister
4 De minister is het niet eens met [naam 1] dat er bij het kantelproces geen mogelijkheden waren om verdere pijn, spanning of lijden te vermijden. In haar verbeterplan van 6 juni 2017 heeft [naam 1] uiteengezet welke maatregelen zij heeft genomen en van plan was te nemen ter verbetering van het kantelproces op het gebied van herkantelen en stapelen. Zo staat er dat [naam 1] een technische methode heeft gevonden om te zorgen dat in de containers achtergebleven kuikens toch uit de container gaan. Ook staat er dat de dumpbanden worden vervangen en vergroot. Er is een dumpbandensysteem ontwikkeld waardoor het mogelijk is met twee dumpbanden tijdens het stortmoment de dieren zodanig te spreiden op de band dat het stapelen wordt voorkomen. Uit dit alles blijkt dat er nog niet benutte mogelijkheden waren om verdere pijn, spanning of lijden te vermijden. De extra medewerker naast de kantelaar zorgt ervoor dat, op het moment dat de container zich van de kantelaar richting de wasstraat verplaatst, de achtergebleven dieren van de kleppen of uit de laden worden gehaald. Dit doet hij ofwel op het moment dat de container aan hem voorbijschuift, ofwel nadat hij het systeem heeft stilgezet zodat de dieren er op een zo veilig mogelijke manier uit verwijderd kunnen worden. Dat dit effect heeft, blijkt ook uit het feit dat sindsdien niet of nauwelijks nog overtredingen zijn vastgesteld voor het naar beneden vallen van levende kuikens. [naam 1] had dus nog mogelijkheden om haar proces zodanig in te richten dat er geen kuikens in de container hoeven achter te blijven. Als er geen kuikens achterblijven, hoeven zij ook niet meegesleurd te worden en zullen ze ook niet op de grond vallen. Bovendien had [naam 1] mogelijkheden om de kuikens handmatig uit de container te verwijderen. Dit heeft zij nagelaten. Wat betreft de andere boetezaken is het juist dat aan [naam 1] gecommuniceerd is dat de dieren binnen twintig seconden een eigen plekje moeten kunnen vinden. De dumpband had te weinig oppervlakte om de dieren uit één container binnen afzienbare tijd, binnen twintig seconden dus, van een eigen plekje te kunnen voorzien. Dat de band leeg was op het moment van kantelen is niet relevant, omdat er op dat moment dieren uit tien containerladen (ruim 13 m²) worden gestort op een dumpbandoppervlak van circa 5 tot 7 m² in de kantelaar. Dat betekent dat de dieren onvoldoende ruimte hadden om een eigen plekje te hebben, ook niet na twintig seconden, en zelfs als de containers maar voor 75% beladen zouden zijn.
5 Verordening 1099/2009 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Artikel 3
Algemene voorschriften voor het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten
1. Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten wordt ervoor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard.
2. Voor de toepassing van lid 1 nemen bedrijfsexploitanten met name de noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat de dieren:
a. a) fysiek comfort en fysieke bescherming wordt geboden, met name doordat zij schoon worden gehouden, in een omgeving met adequate thermische omstandigheden die ook bescherming biedt tegen vallen of uitglijden;
b) beschermd zijn tegen letsel;
(…)
d) geen tekenen van vermijdbare pijn, angst of abnormaal gedrag vertonen;
(…)
f) niet in vermijdbaar contact komen met andere dieren die hun welzijn zouden kunnen schaden.”
Beoordeling door het College