Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaken tussen
de minister van Economische Zaken
Procesverloop
23.1273, 23/1274 en 23/1275Met de besluiten van 28 juni 2022, 7 juli 2022 en 6 augustus 2022 (vaststellingsbesluiten 1, 2 en 3) heeft de minister de aan de ondernemer op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 en de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) verleende subsidie voor de periode juni tot en met september van 2020, het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 vastgesteld op € 0,-. Ook heeft de minister de betaalde voorschotten teruggevorderd.
De ondernemer heeft op de zitting toegelicht dat hij zijn administratie had overgelaten aan zijn boekhouder. Zijn boekhouder had tijdens de bezwaartermijnen te maken met achterstanden als gevolg van de coronacrisis en hij werd geconfronteerd met een echtscheidingsprocedure. Hierdoor kon de boekhouder niet tijdig bezwaar maken tegen de vaststellingsbesluiten. De ondernemer stelt dat de besluiten grote financiële gevolgen voor hem hebben.
Voor het kader voor de beoordeling van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding in het algemeen verwijst het College naar de uitspraak van (de grote kamer van) het College van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31). Onder 5.2 van deze uitspraak heeft het College uiteengezet dat als de belanghebbende gedurende (een deel van) de overschreden bezwaar- of beroepstermijn werd bijgestaan door een ander, geldt dat het handelen van de bijstandsverlener in beginsel voor risico van de indiener komt. Bij het beoordelen van de verschoonbaarheid in geval van een beroep op bijzondere omstandigheden aan de zijde van de bijstandsverlener worden in deze situatie dezelfde criteria gehanteerd als in de op het individuele geval gerichte, contextuele benadering voor het handelen of nalaten van de betrokkene zelf.