In deze zaak heeft appellant, aangeduid als [naam 1], beroep ingesteld tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek om vier zoogdiersoorten te beoordelen voor plaatsing op de huis- en hobbydierenlijst. De aanmelding van deze diersoorten vond plaats op 26 oktober 2020, maar de minister heeft hierop niet tijdig gereageerd. Appellant stelde dat zijn aanmelding ook als een aanvraag voor beoordeling moest worden gezien, terwijl de minister betoogde dat er geen sprake was van een aanvraag en dat de tijdelijke vrijstelling was verleend. De zitting vond plaats op 31 juli 2025, waar appellant werd bijgestaan door zijn gemachtigden. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de aanmelding van appellant niet als een aanvraag kon worden aangemerkt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College concludeerde dat er geen sprake was van het niet tijdig nemen van een besluit door de minister, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak werd gedaan op 26 augustus 2025.