ECLI:NL:CRVB:2006:AY8554

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/6660 ONBEK
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen mr. A.B.J. van der Ham door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft verzoeker op 12 mei 2006 verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 21 maart 2006. Verzoeker werd uitgenodigd om op 11 juli 2006 te worden gehoord over dit verzet, waarbij mr. A.B.J. van der Ham als voorzitter van de enkelvoudige kamer was aangewezen. Verzoeker heeft echter verzocht om mr. Van der Ham te wraken. Op 8 augustus 2006 vond een zitting plaats, maar zowel verzoeker als mr. Van der Ham zijn niet verschenen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen het wettelijke kader van wraking uiteengezet, met name artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De Raad benadrukt dat de wrakingsgrond specifiek betrekking moet hebben op de persoon van de rechter en niet op het rechterlijk college als geheel.

Na beoordeling van de argumenten van verzoeker, concludeert de Raad dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat mr. Van der Ham niet onpartijdig zou kunnen oordelen in de zaak van verzoeker. De Raad wijst het verzoek om wraking af en bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van mr. Van der Ham in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 22 augustus 2006, door de voorzitter en twee leden van de Centrale Raad van Beroep, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

05/6660 ONBEK
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
B E S L I S S I N G
Op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, gedaan door:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker.
Datum uitspraak: 22 augustus 2006
I. INLEIDING
Verzoeker heeft op 12 mei 2006 verzet gedaan tegen de uitspraak van de Raad van 21 maart 2006, 05/6660.
Bij brief van 13 juni 2006 is verzoeker uitgenodigd om op zitting van 11 juli 2006 over het verzet te worden gehoord. In die brief is vermeld dat de behandeling daarvan zal geschieden door mr. A.B.J. van der Ham, voorzitter van de enkelvoudige kamer.
Verzoeker heeft verzocht om mr. Van der Ham te wraken.
Verzoeker en mr. Van der Ham zijn ingevolge artikel 8:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van de Raad van 8 augustus 2006. Verzoeker en mr. Van der Ham zijn niet ter zitting verschenen.
II. MOTIVERING
In artikel 8:15 van de Awb is bepaald dat op verzoek van partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Blijkens de Memorie van Toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de ratio van het instituut van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van de rechterlijke partijdigheid.
De Raad stelt voorop dat een wrakingsgrond gelegen dient te zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt; het wrakingsverzoek dient het betrokken lid of de betrokken leden van het rechterlijk college te betreffen, niet het rechterlijk college als zodanig.
De Raad is van oordeel dat uit hetgeen door verzoeker is aangevoerd ten aanzien van mr. Van der Ham niet blijkt van enig feit of van enige omstandigheid waaruit de gevolgtrekking gemaakt zou behoren te worden dat de behandeling van de zaak van verzoeker door mr. Van der Ham niet kan plaatsvinden zonder dat daarbij gesproken zou kunnen worden van inbreuken op de rechterlijke partijdigheid of van de aanwezigheid van schijn van rechterlijke partijdigheid in de hierboven door de Raad aangegeven zin.
Voorts is de Raad van oordeel dat hetgeen verzoeker heeft aangevoerd niet gericht is tegen de persoon van de rechter die zijn zaak behandelt, doch tegen de rechterlijke macht in het algemeen en in het bijzonder tegen de Raad als zodanig.
Zoals de Raad al eerder heeft overwogen, onder meer in een uitspraak in een eerder door verzoeker ingestelde wrakingszaak (LJN AS8815), waarnaar de Raad kortheidshalve verwijst, is een verzoek om wraking van een rechterlijk college als zodanig geen wrakingsverzoek waarop artikel 8:15 van de Awb ziet.
De Raad bepaalt ten slotte, met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb, dat een volgend verzoek om wraking van mr. Van der Ham voor de behandeling van de zaak met hoger vermeld registratienummer niet in behandeling wordt genomen.
De Raad beslist derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om wraking af.
Deze uitspraak is gedaan door J.M.A. van der Kolk-Severijns als voorzitter en C. van Viegen en J.J.A. Kooijman als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 augusutus 2006.
(get.) J.M.A. van der Kolk-Severijns.
(get.) P.C. de Wit.