ECLI:NL:CRVB:2007:BA0121
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 14 februari 2006, waarin het bezwaar van appellante tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo ongegrond werd verklaard. Het College had op 14 juni 2005 besloten dat appellante niet juist had geïnformeerd over haar feitelijke verblijfadres, wat essentieel is voor de beoordeling van haar recht op bijstand. Appellante ontving sinds 1 november 1993 een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), met een toeslag van 10% omdat zij haar woonkosten kon delen met haar zoon.
Naar aanleiding van een politieonderzoek naar haar zoon, ontstond het vermoeden dat appellante niet op het door haar opgegeven adres woonde. Dit leidde tot een onderzoek door de sociale recherche Venlo, waarvan de bevindingen zijn vastgelegd in een rapport van 16 maart 2004. Op basis van deze bevindingen heeft het College op 1 april 2004 de bijstand van appellante over de periode van 1 december 2003 tot en met 1 maart 2004 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 877,58 teruggevorderd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door onjuiste informatie te verstrekken over haar woonadres. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of zij recht had op bijstand. De Raad oordeelde dat het College bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het College hadden moeten doen afwijken van zijn beleid. De uitspraak werd gedaan op 5 maart 2007, en de Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.