ECLI:NL:CRVB:2007:BB0551
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor tandheelkundige behandeling op basis van voorliggende voorziening
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 23 februari 2006, waarin de rechtbank het beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 28 april 2005 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van orthodontie voor zijn dochter, die niet door de aanvullende ziektekostenverzekering werden gedekt. Het College heeft deze aanvraag op 2 mei 2005 afgewezen, met als argument dat er een voorliggende voorziening was, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet werk en bijstand (WWB).
De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 juni 2007 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad overweegt dat volgens artikel 15, eerste lid, van de WWB er geen recht op bijstand bestaat als er een voorliggende voorziening beschikbaar is die als toereikend en passend wordt beschouwd. In dit geval gold de Ziekenfondswet als een voorliggende voorziening voor de kosten van tandheelkundige zorg. De Raad wijst erop dat de Regeling tandheelkundige hulp ziekenfondsverzekering een basispakket biedt voor tandheelkundige hulp, met een focus op preventieve zorg.
Daarnaast biedt artikel 16 van de WWB de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen bijstand te verlenen, maar de Raad concludeert dat er in dit geval geen zeer dringende redenen waren die een afwijking van artikel 15 rechtvaardigden. De Raad bevestigt dat het College op toereikende wijze heeft toegelicht dat de besluitvorming niet in strijd is met het vastgestelde beleid. De aanvraag om bijzondere bijstand is derhalve terecht afgewezen, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.