ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1831
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wraking van de rechter in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. Tijdens de zitting op 18 juni 2009 heeft verzoeker mr. H.J. de Mooij, lid van de enkelvoudige kamer, gewraakt, evenals de gehele Centrale Raad van Beroep. Het verzoek om wraking is gedaan op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen benadrukt dat een wrakingsverzoek specifiek betrekking moet hebben op de persoon van de rechter die de zaak behandelt. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die specifiek betrekking hebben op mr. De Mooij. Het standpunt van verzoeker dat er onwettige dingen zouden gebeuren, is niet onderbouwd en betreft geen specifieke wrakingsgrond.
De Raad heeft geconcludeerd dat het verzoek om wraking van de gehele Raad niet voldoet aan de eisen van artikel 8:15 van de Awb, omdat het niet gericht is op een of meer rechters die de zaak behandelen. Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om wraking afgewezen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer, met C. van Viegen als voorzitter en J.J.A. Kooijman en O.L.H.W.I. Korte als leden, in aanwezigheid van griffier B.E. Giesen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 6 juli 2009.