ECLI:NL:CRVB:2012:BY1866
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring beroep wegens beëindiging bedrijf
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. P.J. Stronks, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 30 november 2010 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellant geen procesbelang meer had, omdat hij zijn bedrijf inmiddels had beëindigd. Appellant had op 25 januari 2010 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) voor zijn pizzeria. Het college heeft deze aanvraag op 22 april 2010 afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de vereisten voor zelfstandigheid. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 26 augustus 2010 ongegrond verklaard, met de toevoeging dat het bedrijf van appellant niet levensvatbaar was.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen procesbelang meer had, omdat de beëindiging van zijn bedrijf na het bestreden besluit had plaatsgevonden. De Centrale Raad van Beroep heeft echter vastgesteld dat het bedrijf van appellant op 15 juli 2010 uit het handelsregister is geschrapt, wat vóór de datum van het bestreden besluit ligt. Hierdoor was het hoger beroep niet ontvankelijk, en de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 30 oktober 2012.