ECLI:NL:CRVB:2013:1064
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van de partnertoeslag in het kader van studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Assen. De zaak betreft de herziening en terugvordering van de partnertoeslag die aan appellant was toegekend op basis van de Wet studiefinanciering 2000. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had de partnertoeslag ingetrokken omdat de partner van appellant te veel had verdiend. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de Minister handhaafde de herziening en terugvordering voor de jaren 2009, 2010 en 2011, met uitzondering van enkele maanden waarover het bezwaar gegrond werd verklaard.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat de Minister niet onterecht had gehandeld. Appellant had verzuimd tijdig actie te ondernemen om de toeslag stop te zetten, ondanks dat hij op de hoogte was van de voorwaarden waaronder de toeslag was toegekend. De Raad concludeerde dat het ingediende formulier voor stopzetting niet als een verzoek met terugwerkende kracht kon worden opgevat. Appellant had de mogelijkheid om de toeslag stop te zetten, maar deed dit te laat, waardoor hij het risico nam dat de toeslag zou worden herzien.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevochten, en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdig handelen bij het aanvragen van studiefinanciering en de gevolgen van het niet naleven van de voorwaarden.