ECLI:NL:CRVB:2013:1396
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten van het bestaan
In deze zaak heeft appellante op 1 juni 2011 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van drie bedden, twee kledingkasten, een bank, een tv-kast en een eettafel. Appellante stelde dat zij geen geld had voor nieuwe meubels, onvoldoende middelen had om rond te komen en schulden had bij vrienden. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 29 juni 2011 afgewezen. In het bestreden besluit van 18 augustus 2011 verklaarde het college de bezwaren van appellante ongegrond, omdat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die bijstandsverlening rechtvaardigden.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, waaronder gezondheidsklachten en huisvestingsproblemen. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand werd gevraagd zich wel voordoen en noodzakelijk zijn, maar dat deze kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad benadrukte dat het ontbreken van voldoende reserveringsruimte door schulden geen bijzondere omstandigheid is die bijstandsverlening rechtvaardigt.
De Raad heeft de relevante wetgeving, met name artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB), in overweging genomen en geconcludeerd dat de kosten voor duurzame gebruiksgoederen in beginsel uit het inkomen moeten worden bestreden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.J.A. Kooijman en Y.J. Klik als leden, in aanwezigheid van griffier M.R. Schuurman.