ECLI:NL:CRVB:2013:1396

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
11-6893 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten van het bestaan

In deze zaak heeft appellante op 1 juni 2011 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van drie bedden, twee kledingkasten, een bank, een tv-kast en een eettafel. Appellante stelde dat zij geen geld had voor nieuwe meubels, onvoldoende middelen had om rond te komen en schulden had bij vrienden. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 29 juni 2011 afgewezen. In het bestreden besluit van 18 augustus 2011 verklaarde het college de bezwaren van appellante ongegrond, omdat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die bijstandsverlening rechtvaardigden.

De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, waaronder gezondheidsklachten en huisvestingsproblemen. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand werd gevraagd zich wel voordoen en noodzakelijk zijn, maar dat deze kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad benadrukte dat het ontbreken van voldoende reserveringsruimte door schulden geen bijzondere omstandigheid is die bijstandsverlening rechtvaardigt.

De Raad heeft de relevante wetgeving, met name artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB), in overweging genomen en geconcludeerd dat de kosten voor duurzame gebruiksgoederen in beginsel uit het inkomen moeten worden bestreden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.J.A. Kooijman en Y.J. Klik als leden, in aanwezigheid van griffier M.R. Schuurman.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/6893 WWB
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
1 november 2011, 11/4374 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante]te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.M. van Til, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2013. Voor appellante is verschenen mr. P. E. Booijink, advocaat, die voor mr. Van Til heeft waargenomen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Carter.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 1 juni 2011 heeft appellante een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van drie bedden, twee kledingkasten, een bank, een tv-kast en een eettafel. Zij heeft daarbij aangegeven dat zij geen geld heeft voor nieuwe meubels, dat zij te weinig geld heeft om rond te komen en dat zij schulden heeft bij vrienden. Bij besluit van 29 juni 2011 heeft het college deze aanvraag afgewezen.
1.2.
Bij besluit van 18 augustus 2011 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van appellante tegen het besluit van 29 juni 2011 ongegrond verklaard op de grond dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en aangevoerd dat de betreffende kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Zij is al enige tijd bij een GZ-psycholoog onder behandeling wegens gezondheidsklachten die voortvloeien uit, onder andere, huisvestingsproblemen. Er was daarom een medische reden om te verhuizen waarbij een beroep is gedaan op paragraaf 9.5.9.3 van de Werkvoorschriften WWB van de gemeente Amsterdam (werkvoorschriften). Voorts heeft zij in dit verband gesteld dat zij voor de noodzakelijke kosten niet heeft kunnen reserveren en dat zij niet in aanmerking komt voor een lening van de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam (GKA).
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB 27 januari 2009, LJN BH2282) dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt het college ingevolge genoemde bepaling een zekere beoordelingsvrijheid heeft. De omstandigheid dat de alleenstaande of het gezin al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Het in deze uitspraak onder 3 weergegeven gedeelte van de werkvoorschriften wordt aangemerkt als een nadere uitwerking van het begrip bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB indien het gaat om bijzondere bijstand voor kosten die verband houden met een verhuizing en woninginrichting.
4.3.
Niet in geschil is dat de kosten waarvoor appellante bijzondere bijstand heeft gevraagd zich voordoen en dat die kosten noodzakelijk zijn. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.4. De kosten van duurzame gebruiksgoederen worden tot de periodiek dan wel incidenteel noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.5.
In wat appellante heeft aangevoerd, is geen grond gelegen voor het oordeel dat sprake is van een bijzondere medische of sociale redenen die een plotselinge verhuizing noodzakelijk maken als bedoeld in paragraaf 9.5.9.3 van de werkvoorschriften, nog daargelaten de vraag of de betreffende kosten wel met de verhuizing samenhangen. Appellante heeft in dit verband gewezen op de verklaring van GZ-psycholoog S. Brutsaert van 18 april 2011, dat de oorzaak van de klachten van appellante op divers terrein ligt en dat, nu zij na lange tijd een andere, ruimere, woning kan betrekken er vooruitzicht is op een betere situatie voor haar en haar gezin. Deze verklaring biedt echter onvoldoende steun voor het oordeel dat sprake is van een bijzondere situatie in vorengenoemde zin. Dat appellante niet in aanmerking komt voor een lening van de GKA neemt niet weg dat niet gebleken is dat appellante voor de kosten waarvoor bijstand is aangevraagd niet heeft kunnen reserveren. Appellante ontvangt vanaf
26 april 2004 bijstand, en heeft van 2006 tot en met 2008 gebruik gemaakt van de zogeheten knipkaartfaciliteit voor duurzame gebruiksgoederen. Verder heeft zij over de jaren 2009 tot en met 2011 langdurigheidstoeslag ontvangen. Ook het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichtingen is geen bijzondere omstandigheid die in het individuele geval het verlenen van bijstand rechtvaardigt. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de WWB.
4.6.
Hetgeen onder 4.1 tot en met 4.5 is overwogen voert tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.J.A. Kooijman en
Y.J. Klik als leden, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2013.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) M.R. Schuurman

HD