4.De Raad overweegt als volgt.
4.1.Ingevolge het bepaalde in artikel 7:1 van de Awb kan tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van die wet een bezwaarschrift worden ingediend.
4.2.Het begrip besluit is in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb gedefinieerd als ‘een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling’. Hierbij geldt dat er sprake is van een rechtshandeling als het bestuursorgaan een beslissing heeft genomen die op enig extern rechtsgevolg is gericht. In het tweede lid van artikel 1:3 van de Awb is bepaald dat een beschikking een besluit is dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
4.3.In artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wajong is bepaald dat het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen. Deze bepaling is dwingendrechtelijk van aard en laat op zichzelf bezien geen ruimte voor uitzonderingen.
4.4.Bij Wet van 19 december 2003, houdende een verbeterde formulering van de hardheidsclausule inzake de export van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering naar het buitenland (Staatsblad 2003, 544), is het zevende lid aan artikel 17 van de Wajong toegevoegd. Ingevolge deze wet, die met ingang van 1 januari 2004 in werking is getreden, kan het Uwv artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wajong buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid zijn door het Uwv beleidsregels vastgesteld, waarop appellant zich in zijn verzoek van 8 mei 2009 uitdrukkelijk heeft beroepen.
4.5.Bij schrijven van 13 juli 2010 heeft het Uwv geweigerd van zijn bevoegdheid om met toepassing van artikel 17, zevende lid, van de Wajong af te wijken van het bepaalde in het eerste lid van dat artikel gebruik te maken. Een weigering toepassing te geven aan een hardheidsclausule is onmiskenbaar gericht op rechtsgevolg. Ingevolge de beslissing van
13 juli 2010 staat immers vast dat het Uwv onder de omstandigheden die appellant aan zijn verzoek daartoe ten grondslag heeft gelegd niet bereid is om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Dat appellant in zijn verzoek geen exacte verhuisdatum heeft genoemd doet er niet aan af dat appellant een aanvraag heeft ingediend met het oog op een voorgenomen verhuizing voor en medische behandeling in het buitenland. De in het schrijven van 13 juli 2010 neergelegde beslissing is mitsdien, mede gelet op artikel 1:3, tweede lid, van de Awb, gericht op rechtsgevolg en bij het bestreden besluit terecht appellabel geacht.
4.6.In het voorgaande ligt besloten dat de rechtbank het bestreden besluit ten onrechte heeft vernietigd en het bezwaar van appellant ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit betekent dat het hoger beroep van appellant doel treft en dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.
4.7.Nu partijen hebben ingestemd met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb oordeelt de Raad als volgt.
4.8.Tussen partijen is in geschil de beantwoording van de vraag of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in het geval van appellant geen sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard door te weigeren toepassing te geven aan de in artikel 17, zevende lid, van de Wajong opgenomen hardheidsclausule.
4.9.Uit de voorhanden zijnde medische informatie, waaronder informatie van zijn behandelend psychiater K. Verlegh van 15 juni 2010 en informatie van psychiater
R.M. Dwarkasing uit Suriname, bij wie appellant na zijn vestiging in Suriname onder behandeling zou komen, blijkt dat de behandeling die appellant moet ondergaan niet alleen in Suriname mogelijk is. De behandelend arts heeft zelfs uitgesproken dat de behandeling aldaar, naar verwachting, minder intensief zal zijn. Voorts is uit het dossier niet gebleken dat appellant op het gebied van algemene dagelijkse levensverrichtingen afhankelijk is van derden, die hem alleen in Suriname kunnen verzorgen. Gelet op het vorenstaande en het feit dat er in hoger beroep geen nieuwe relevante medische informatie is overgelegd, is er geen aanleiding om het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts, zoals beschreven in zijn rapport van 8 november 2010, voor onjuist te houden.
4.10.Uit hetgeen in 4.9 is overwogen volgt dat de in 4.8 geformuleerde vraag bevestigend moet worden beantwoord. In verband met het feit dat rechtens nog maar één beslissing mogelijk is, ziet de Raad aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door de aangevallen uitspraak te vernietigen en het beroep ongegrond te verklaren.