ECLI:NL:CRVB:2013:1624
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting bij autotransacties
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg. Appellanten ontvingen vanaf 9 april 2004 bijstand naar de norm voor gehuwden. Het college heeft op 29 november 2010 besloten de bijstand over verschillende maanden te herzien en terug te vorderen, omdat appellanten niet hadden gemeld dat zij in die periode handelden in auto’s. Het college stelde dat appellanten hierdoor hun wettelijke inlichtingenverplichting hadden geschonden. De rechtbank Zwolle-Lelystad verklaarde het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld door het ontbreken van controleerbare gegevens over de transacties.
In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat zij met overgelegde documenten en verklaringen het recht op bijstand konden aantonen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellanten niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij recht op bijstand zouden hebben gehad als zij aan hun inlichtingenverplichting hadden voldaan. De Raad concludeerde dat de transacties van de auto’s en caravans van belang waren voor het vaststellen van het recht op bijstand en dat appellanten deze hadden moeten melden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat het college in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid tot intrekking van de bijstand. De uitspraak werd gedaan op 3 september 2013.