Uitspraak
mr. N. Zuidersma-Hovers.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van aanvullende bijstand aan appellante. De appellante ontving sinds mei 2000 een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en aanvullende bijstand van de gemeente Maarssen en later van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb heeft de aanvullende bijstand van appellante per 1 januari 2008 ingetrokken en de kosten van de verleende bijstand over de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 november 2009 teruggevorderd, omdat appellante geen melding had gemaakt van haar inkomsten uit een Australisch pensioen.
De Raad oordeelde dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het doen van een volledige en juiste opgave van haar inkomsten. De Raad stelde vast dat appellante gedurende de relevante periode inkomsten uit een pensioen van de Australische pensioenautoriteit Centrelink had ontvangen, maar deze niet had opgegeven aan de Svb. Appellante had aangevoerd dat de Svb op de hoogte was van haar pensioen, maar de Raad oordeelde dat zij niet zonder meer mocht aannemen dat de Svb bekend was met de hoogte van het Australische pensioen.
De Raad concludeerde dat appellante haar inlichtingenverplichting niet naar behoren was nagekomen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren om af te zien van de terugvordering. De Svb had het beleid dat terugvordering kan worden afgezien indien dringende redenen aanwezig zijn, maar de Raad oordeelde dat de omstandigheden van appellante niet als zodanig konden worden aangemerkt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard.