ECLI:NL:CRVB:2013:1675
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De appellante, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had haar inlichtingenverplichting geschonden door geen melding te maken van stortingen op haar bankrekening door de vader van haar zoon. De bijstand van appellante werd herzien en teruggevorderd, omdat zij redelijkerwijs kon beschikken over de gestorte bedragen. De Raad oordeelde dat appellante had moeten begrijpen dat deze gelden van invloed waren op haar recht op bijstand. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. Appellante voerde aan dat zij door haar schulden niet over de ontvangen middelen kon beschikken en dat het bestuur onvoldoende rekening had gehouden met haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal. De Raad oordeelde echter dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het bestuur zouden verplichten om van terugvordering af te zien. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de inlichtingenverplichting en de verantwoordelijkheden van de bijstandsontvanger.