ECLI:NL:CRVB:2013:2047
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in verband met autohandel en schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, die sinds 26 augustus 1996 een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ontvangt, heeft in hoger beroep de intrekking en terugvordering van zijn bijstand betwist. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage had op basis van een melding van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst vastgesteld dat appellant in de periode van januari 2004 tot en met maart 2008 zeventien auto’s op zijn naam had staan, wat leidde tot de conclusie dat hij betrokken was bij autohandel. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat hij recht had op (aanvullende) bijstand in de transactiemaanden, omdat hij zijn inlichtingenverplichting niet is nagekomen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet heeft gemeld dat hij transacties met motorvoertuigen heeft verricht, wat een schending van de inlichtingenverplichting oplevert. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder zijn psychische gesteldheid, niet gevolgd, en geconcludeerd dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.