ECLI:NL:CRVB:2013:2083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en procesbelang WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toekende, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv had later, op 9 juli 2012, appellant in verband met een verslechtering van zijn gezondheidssituatie aangemerkt als 100% arbeidsongeschikt, maar de hoogte van de loongerelateerde WGA-uitkering was hierdoor niet gewijzigd. De Raad heeft in deze procedure de vraag behandeld of appellant nog procesbelang had, nu zijn arbeidsongeschiktheid inmiddels was vastgesteld op 100% en hij mogelijk geen recht meer had op een loongerelateerde WGA-uitkering.
De Raad concludeert dat appellant geen procesbelang meer heeft, omdat de inkomenseis voor hem niet langer geldt. De Raad heeft vastgesteld dat appellant zijn stelling dat de uitkomst van deze procedure van belang zou kunnen zijn voor de premievrije opbouw van zijn pensioen niet heeft onderbouwd. Hierdoor kan er geen procesbelang zijn gelegen in deze zaak. De Raad heeft daarom besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zonder in te gaan op de inhoudelijke gronden van appellant. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met C.P.J. Goorden als voorzitter en J.S. van der Kolk en A.I. van der Kris als leden, in aanwezigheid van griffier M.P. Ketting.