ECLI:NL:CRVB:2013:2744
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstand en vermogensgrens in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen aan appellante, die sinds 26 mei 2005 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De bijstand werd beëindigd op 22 september 2008, na de verhuizing van appellante naar een andere gemeente. De terugvordering betreft een periode waarin appellante een erfenis ontving, die niet correct werd meegenomen in de vaststelling van haar vermogen. Het college vorderde een bedrag van € 8.578,88 terug, gebaseerd op de overschrijding van de vermogensgrens.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college bij de vaststelling van haar vermogen op de peildatum van 2 september 2007 ten onrechte niet alle schulden heeft meegenomen. Tijdens de zitting op 25 juni 2013 heeft appellante bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van haar schulden. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college niet alle relevante schulden in de vermogensvaststelling heeft betrokken, wat leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke grondslag berust.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Maastricht vernietigd en het beroep gegrond verklaard. Het college is veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.124,-. De Raad heeft het besluit van 17 december 2008 herroepen en het bedrag van de terugvordering vastgesteld op € 3.248,99, rekening houdend met de schulden die op de peildatum bestonden. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 10 december 2013.