ECLI:NL:CRVB:2013:941

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
11-4572 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake recht op WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante [A. te B.] tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante was op 22 september 2008 uitgevallen uit haar werk als winkelverkoopster vanwege psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 20 september 2010 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts de beperkingen van appellante correct had vastgesteld en dat er geen aanleiding was om een urenbeperking aan te nemen.

In hoger beroep herhaalde appellante haar gronden en voegde daaraan toe dat zij inmiddels thuishulp ontvangt en dat haar psychische kwetsbaarheid een urenbeperking rechtvaardigt. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de ingebrachte informatie van psychiater Spijker geen nieuw licht op de zaak wierp, aangezien het Uwv al bekend was met appellantes psychische beperkingen. De bezwaarverzekeringsarts had de meest actuele informatie in zijn beoordeling betrokken en concludeerde dat de in hoger beroep ingezonden medische gegevens geen nieuwe gezichtspunten boden.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De bezwaararbeidsdeskundige had overtuigend gemotiveerd dat de geduide functies passend waren voor appellante, en de ter zitting opnieuw aangevoerde bezwaren bevatten geen aanknopingspunten om aan de juistheid van de rapportages te twijfelen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/4572 WIA
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
29 juni 2011, 11/1380 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.M.M. Brouwer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van appellante heeft nadere stukken ingezonden. Het Uwv heeft daarop gereageerd met een rapport van bezwaarverzekeringsarts M. Keus van 11 september 2012.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2013. Namens appellante is
mr. Brouwer verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.J. Grasmeijer.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante is op 22 september 2008 wegens psychische en knieklachten uitgevallen uit haar werk als winkelverkoopster voor 32 uur per week. Appellante heeft verder linker schouder-, linker pols- rug- en nekklachten ontwikkeld.
1.2. In lijn met de uitkomsten van verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, heeft het Uwv bij besluit van 10 augustus 2010 vastgesteld dat voor appellante met ingang van 20 september 2010 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.3. Bij besluit van 4 januari 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante tegen het besluit van 10 augustus 2010 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Aan dat besluit liggen ten grondslag een medische rapportage van bezwaarverzekeringsarts Keus van
27 december 2010, die na inlichtingen te hebben ontvangen van appellantes huisarts
L. Barbier, reumatoloog dr. G. Collee, orthopedisch chirurg S. de Lange en sociaal psychiatrisch verpleegkundige M. Middelburg, op 23 december 2012 de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) heeft bijgesteld en een rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige J.M.H. Veugelaers van 29 december 2010.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen niet te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts omtrent de vastgestelde beperkingen. Uit de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts en de door deze bijgestelde FML blijkt volgens de rechtbank dat rekening is gehouden met ernstiger beperkingen vanwege de klachten van appellante. De in beroep overgelegde informatie van psychiater A.T. Spijker van PsyQ, waaruit blijkt dat sprake is van al langer bestaande depressieve klachten hoefde de bezwaarverzekeringsarts volgens de rechtbank niet tot een ander oordeel te leiden, omdat de psychische klachten al ten tijde van de bezwaarprocedure bekend waren en van een mogelijke verslechtering niet is gebleken dat die reeds op de datum in geding aanwezig was. Ook heeft de rechtbank zich achter het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts geschaard dat geen grond aanwezig was om een urenbeperking aan te nemen omdat, mede gelet op de Standaard verminderde arbeidsduur, in de voorhanden medische informatie geen aanknopingspunten zijn gevonden dat appellante dusdanige energetische beperkingen heeft dat een urenbeperking nodig is dan wel op preventieve gronden zou zijn aangewezen. Dat appellante nog reumatologisch onderzoek moest ondergaan, heeft de rechtbank evenmin tot het oordeel gebracht dat de beperkingen zijn onderschat.
2.2. De rechtbank heeft zich voorts verenigd met de conclusie van de
bezwaararbeidsdeskundige dat appellante met de voor haar vastgestelde beperkingen in staat is de aan haar geduide voorbeeldfuncties te vervullen. De in beroep opgeworpen bezwaren dat de functies de belastbaarheid van appellante te boven gaat, heeft de rechtbank met verwijzing naar de uitvoerige toelichtingen van de bezwaararbeidsdeskundige afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verrichte functieduiding en de daarbij beoordeelde belastende aspecten in relatie tot appellantes belastbaarheid in overeenstemming zijn met de rechtspraak van de Raad. Gelet op het berekende verlies aan verdienvermogen heeft de rechtbank geconcludeerd dat terecht is vastgesteld dat appellante met ingang van 20 september 2010 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
3.
In hoger beroep heeft appellante haar gronden in beroep in essentie herhaald. Ze heeft er, ter ondersteuning van haar standpunt dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen, voorts op gewezen dat zij inmiddels gedurende vier uur per week thuishulp ontvangt en dat ook haar psychische kwetsbaarheid een urenbeperking rechtvaardigt. Met verwijzing naar de in hoger beroep overgelegde brief van psychiater Spijker van 2 augustus 2011, die vermeldt dat zij sinds 24 september 2008 in behandeling is in verband met therapieresistente chronische depressie, en zij nu is aangemeld voor intensieve dagbehandeling stelt appellante zich op het standpunt dat haar beperkingen zijn onderschat. Met betrekking tot de geduide functies is appellante van mening dat deze wel degelijk haar belastbaarheid overschrijden.
4.1.
De Raad verenigt zich volledig met het oordeel van de rechtbank en met de daaraan door haar ten grondslag gelegde overwegingen. Naar aanleiding van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd en aan stukken heeft ingediend wordt daaraan nog het volgende toegevoegd.
4.2.
De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn commentaar van 26 september 2011 terecht gesteld, dat de ingebrachte informatie van psychiater Spijker geen nieuw licht op de zaak werpt. Immers, uit de gedingstukken blijkt dat het Uwv vanaf de eerste beoordeling omtrent appellantes aanspraken ingevolge de Wet WIA bekend was met haar psychische beperkingen en dat de bezwaarverzekeringsarts voorafgaand aan het bestreden besluit de toen meest actuele informatie van PsyQ van 9 december 2010 in zijn beoordeling heeft betrokken. Latere informatie bevestigt de langdurig aanwezige klachten maar wijst niet uit dat op datum in geding de beperkingen zijn onderschat. Ook van de andere door appellante verstrekte medische gegevens moet worden gezegd dat de daarin weergegeven medische situatie in essentie reeds bekend was en in de beoordeling is betrokken. De bezwaarverzekeringsarts heeft dan ook de conclusie kunnen trekken dat de in hoger beroep ingezonden medische gegevens geen nieuwe gezichtspunten bieden. Dat betekent dat ook appellantes pleidooi om een urenbeperking aan te nemen niet alsnog met objectief medische gegevens is onderbouwd.
4.3.
Naar aanleiding van de arbeidskundige bezwaren heeft de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapport van 13 oktober 2011 in aanvulling op het arbeidskundig rapport van
29 december 2010 nogmaals uitvoerig en overtuigend gemotiveerd dat de geduide functies passend zijn. De ter zitting opnieuw aangevoerde bezwaren daartegen bevatten geen aanknopingspunten om aan de juistheid van de rapportages te twijfelen.
4.4.
Gelet op het in 4.1 tot en met 4.3 overwogene slaagt het hoger beroep niet.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput als voorzitter en J.S. van der Kolk en
A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) E. Heemsbergen
JvC