ECLI:NL:CRVB:2013:941
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante [A. te B.] tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante was op 22 september 2008 uitgevallen uit haar werk als winkelverkoopster vanwege psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 20 september 2010 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts de beperkingen van appellante correct had vastgesteld en dat er geen aanleiding was om een urenbeperking aan te nemen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar gronden en voegde daaraan toe dat zij inmiddels thuishulp ontvangt en dat haar psychische kwetsbaarheid een urenbeperking rechtvaardigt. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de ingebrachte informatie van psychiater Spijker geen nieuw licht op de zaak wierp, aangezien het Uwv al bekend was met appellantes psychische beperkingen. De bezwaarverzekeringsarts had de meest actuele informatie in zijn beoordeling betrokken en concludeerde dat de in hoger beroep ingezonden medische gegevens geen nieuwe gezichtspunten boden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De bezwaararbeidsdeskundige had overtuigend gemotiveerd dat de geduide functies passend waren voor appellante, en de ter zitting opnieuw aangevoerde bezwaren bevatten geen aanknopingspunten om aan de juistheid van de rapportages te twijfelen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.