ECLI:NL:CRVB:2014:144
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WW-uitkering wegens het bereiken van de maximale uitkeringsduur
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WW-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 januari 2014 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 12-5280 WW. Appellant had aanvankelijk recht op een WW-uitkering van maximaal drie maanden, maar na bezwaar werd dit verlengd tot 30 maanden. De uitkering eindigde op 8 september 2011, omdat de maximale uitkeringsduur was bereikt. Appellant stelde dat hij door de handelwijze van het Uwv in zijn re-integratie was gefrustreerd en dat dit aanleiding zou moeten zijn om de uitkeringsduur te verlengen.
De Raad overwoog dat het Uwv correct had gehandeld volgens de bepalingen van de Werkloosheidswet (WW) en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de wettelijke regels rechtvaardigden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant niet in aanmerking kwam voor een langere uitkering, en deze uitspraak werd door de Raad bevestigd. Appellant had geen bewijs geleverd dat zijn re-integratiemogelijkheden waren geschaad door de procedures die hij had gevoerd. Ook het ontbreken van een doelgroepverklaring werd niet als bijzondere omstandigheid erkend.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 januari 2014.